Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-02-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2022:35

Zaaknummer

22-116/DB/W

Inhoudsindicatie

Verzoek tot wraking is niet gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden. Verzoek tot wraking niet-ontvankelijk.

Uitspraak

                             

Beslissing van de Wrakingskamer van deRaad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch als plaatsvervanger van de wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem/Leeuwarden

van 28 februari 2022

in de zaak  22-116/DB/W

 

naar aanleiding van het verzoek om wraking van de hierna te noemen tuchtrechter, ingediend door:

 

verzoeker

 

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

1.1 Bij de Raad van Discipline in het ressort Arnhem/Leeuwarden zijn twee klachtzaken aanhangig onder nummers 21-888/AL/NN en 21-888/AL/NN met verzoeker als verweerder. Partijen in voormelde klachtzaken zijn door de griffier bij brief van 7 januari 2022 opgeroepen voor de mondelinge behandeling van deze klachtzaken ter zitting van de raad van 4 februari 2022. Verzoeker heeft ter zitting een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. N.A. Heidanus.

1.2 De griffier van de raad heeft de gewraakte tuchtrechter verzocht op het wrakingsverzoek te reageren.

1.3 Verweerder heeft de raad, per e-mail van 16 februari 2022 bericht niet in de wraking te berusten.

1.4 De raad heeft bij zijn beslissing acht geslagen op het Proces-verbaal van de zitting van 4 februari 2022, bevattende het verzoek tot wraking, de brieven van de griffier van de raad Arnhem/Leeuwarden van 7 januari 2022 aan verzoeker en verweerders in de hoofdzaken 21-888/DB/NN en 21-889/DB/NN, de e-mail van klager van 15 februari 2022 en de e-mail van de gewraakte tuchtrechter van 16 februari 2022.

 

2 GRONDEN VAN HET VERZOEK

2.1 Verzoeker heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat de gewraakte tuchtrechter de schijn van niet-onafhankelijkheid heeft, als gevolg van een privékwestie tussen verzoeker en de gewraakte tuchtrechter , voortvloeiende uit contact tussen verzoeker en de gewraakte tuchtrechter in de jaren 2017/2018

  

3 BEOORDELING

3.1 Op grond van artikel 47 Advocatenwet en artikel 512 Wetboek van Strafvordering is wraking van een lid van de raad mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het moet daarbij gaan om feiten of omstandigheden betreffende de persoon van de tuchtrechter. Van dergelijke feiten en omstandigheden kan sprake zijn door de subjectieve instelling van de tuchtrechter ten opzichte van een partij of van het voorliggend geschil. Wraking is verder mogelijk als feiten en omstandigheden betreffende de persoon van de tuchtrechter, los van diens subjectieve instelling, een partij in objectieve zin grond geven te vrezen dat de tuchtrechter niet onpartijdig is. Bij dat laatste is ook van belang dat de schijn van partijdigheid wordt vermeden. Elke tuchtrechter wordt uit hoofde van zijn aanstelling vermoed onpartijdig te zijn. Dit is alleen anders als zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de tuchtrechter in kwestie vooringenomen is tegen verzoeker, althans dat de vrees daarvoor bij verzoeker objectief gerechtvaardigd is.

3.2 Ingevolge het bepaalde in artikel 513 lid 1 Sv en artikel 1 lid 5 van het Wrakingsprotocol moet een verzoek tot wraking worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. De gronden van het verzoek tot wraking zijn  gebaseerd op omstandigheden in de privésfeer die zich hebben voorgedaan in de jaren 2017/2018. De griffier van de raad Arnhem/Leeuwarden heeft verzoeker bij brieven van 7 januari 2022 opgeroepen voor de mondelinge behandeling van de klachtzaken 21-888/AL/NN en 21-888/AL/NN en daarbij de samenstelling van de raad bekend gemaakt. Dit betekent dat verzoeker op 7 januari 2022 op de hoogte was dat de door verzoeker  gewraakte tuchtrechter deelt uitmaakte van de raad. Verzoeker heeft vier weken nadat hij bekend was met de samenstelling van de raad een verzoek tot wraking tegen mr Heidanus ingediend. Omdat klager het verzoek tot wraking niet heeft gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan hem bekend zijn geworden zal de raad het verzoek, met gebruikmaking van artikel 4 van het Wrakingsprotocol raden van discipline, zonder behandeling ter zitting als kennelijk niet-ontvankelijk afwijzen.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzoek tot wraking kennelijk niet-ontvankelijk;

 

Aldus beslist door mr. J.M.H. Schoenmakers, voorzitter, mrs. E.J.M. Rosier en N.M.  Lindhout-Schot, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2022.

 

Griffier                                                                                     Voorzitter

 

 

 

De beslissing is verzonden op:  28 februari 2022