Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-02-2022

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2022:42

Zaaknummer

210353

Inhoudsindicatie

beklag art. 13. Beroepstermijn verstreken, dus geen belang meer bij aanwijzing advocaat. Overigens heeft de beroepsprocedure ook geen redelijke kans van slagen als klager niet bereid is mee te werken aan een diagnostisch onderzoek zoals staat aangewezen in de beschikking bij de rechtbank en ook door zijn voormalig advocaat wordt geadviseerd. Beklag ongegrond.

Uitspraak

BESLISSING

van 14 februari 2022in de zaak 210353 naar aanleiding van het beklag van:

 klager tegen: mr. E.J. HenrichsDeken van de Orde van Advocatenin het arrondissement Amsterdam

de deken

 

1 HET BEKLAG

1.1 Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met zijn beslissing van 15 september 2021. Klager heeft een beklag d.d. 24 oktober 2021 tegen de beslissing van de deken ingediend bij het hof.

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het beklag is op 27 oktober 2021 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier:- De e-mail d.d. 24 november 2021 met bijlage van de deken.- de e-mail d.d. 3 december 2021 van klager;- het verweerschrift d.d. 15 december 2021 met bijlagen van de deken.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 17 januari 2021. Daar is namens de deken verschenen mr. Y.H. Heslinga, stafjurist van het bureau van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam. Klager is zonder bericht van afmelding maar na behoorlijke oproeping door de griffie van het hof niet verschenen.

3 FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.1 Klager is verwikkeld in een procedure met de moeder van zijn kind over een omgangsregeling.

3.2 Bij beschikking van 16 juni 2021 heeft de rechtbank de verzoeken van klager met betrekking tot een zorgregeling afgewezen, klager het gezag over zijn kind ontnomen en de moeder alleen belast met de uitoefening van het gezag over het kind. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

3.3 De advocaat die klager in deze procedure heeft bijgestaan [naam voormalig advocaat] (verder: de voormalig advocaat) heeft klager geïnformeerd over de mogelijkheid van beroep tegen die beschikking en aangegeven dat klager voor de procedure in hoger beroep een andere advocaat moet benaderen. In het e-mailbericht d.d. 13 september 2021 waarin de voormalig advocaat de inhoud van de beschikking van de rechtbank bespreekt, schrijft zij onder meer:

“Essentie van de zaak is dat u tot op heden geen diagnostisch onderzoek hebt laten doen. De verklaring van de psycholoog acht de rechtbank niet voldoende.De rechtbank benoemt dat u er meerdere keren op gewezen bent – ook – door jeugdbescherming – dat de verklaring van de psycholoog niet voldoende is. De rechtbank acht dat drie gesprekken met de psycholoog niet gelijk te stellen zijn met een volledig diagnostisch onderzoek door een GZ-psycholoog of psychiater, hetgeen u was medegedeeld.(…)De uitspraak is verdrietig. Indien u echter bereid zou zijn een diagnostisch onderzoek te ondergaan bij een GZ-psycholoog of psychiater verwacht ik dat er een kans is dat er weer omgang kan worden opgestart tussen u en [naam dochter klager].Essentieel is namelijk dat u een diagnostisch onderzoek zult laten uitvoeren. Eerder heb ik u dat ook geadviseerd. Dat advies blijft staan, zeker in het belang ook van [naam dochter klager], die dan mogelijk weer contact kan hebben met u – haar vader, hetgeen voor haar – maar ook voor u – zeer waardevol is.

Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen 3 maanden na 16 juni jl, derhalve tot uiterlijk 16 september 2021.

Zolang geen diagnostisch onderzoek is uitgevoerd, acht ik hoger beroep weinig kans van slagen hebben.

Indien u hoger beroep tegen deze uitspraak wenst aan te tekenen, dan adviseer ik u derhalve tijdig een andere advocaat te benaderen. ”

3.4 Per e-mail van 14 september 2021 heeft klager zich tot de deken gewend met het verzoek een advocaat aan te wijzen. Nadat de deken nadere informatie van klager heeft ontvangen, heeft de deken telefonisch contact opgenomen met de voormalig advocaat.

3.5 Bij beslissing van 15 september 2021 heeft de deken het verzoek van klager afgewezen. De deken acht een beroepsprocedure niet kansrijk. Daarbij heeft de deken mede acht geslagen op het korte tijdsbestek dat nog resteerde voor het indienen van beroepsgronden, die onderbouwd zouden moeten worden door een verklaring die tegemoetkomt aan de eisen van de rechtbank. Daarbij wijst de deken erop dat klager te allen tijde een nieuw verzoek tot een omgangsregeling kan indienen. In dat geval is de voormalig advocaat bereid klager bij te staan, mits klager een volledig diagnostisch onderzoek laat uitvoeren.

 

 

4 BEOORDELING

beklag

4.1 Klager voert in zijn beklag aan dat hij geen advocaat kan vinden die hem wil bijstaan in de beroepsprocedure. Velen hebben geen tijd en zeker niet binnen de gestelde termijnen. De deken heeft daarbij geciteerd uit een beschikking die niet aan klager is verstrekt. De beschikking van de rechtbank is onbegrijpelijk en vraagt om een irrelevante onderzoeksvraag. Er is hier sprake van rechterlijke dwaling, reden waarom beroep ingesteld moet worden.

verweer deken

4.2 De deken heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd dat hij op goede gronden afwijzend heeft beslist op het art. 13-verzoek van klager. De deken heeft zich bij zijn beslissing gebaseerd op de beschikking van 16 juni jl. Voor zover klager meent dat die beschikking niet juist is, geldt dat de rechtbank zich had gebaseerd op een eerdere beschikking van 6 februari 2019 waarin onherroepelijk de voorwaarde is geformuleerd dat klager zich aan een diagnostisch onderzoek zou onderwerpen.

toetsingskader

4.3 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

beoordeling hof

4.4 Het hof stelt vast dat de termijn voor hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank inmiddels is verstreken. Klager heeft daarom geen belang meer bij de aanwijzing van een advocaat voor bijstand in die procedure. Reeds op die grond moet het beklag worden afgewezen.Daarbij wordt nog opgemerkt dat de deken het verzoek van klager naar het oordeel van het hof op juiste gronden heeft afgewezen. Gezien de inhoud van de beschikking van de rechtbank en het goed gemotiveerde advies van de voormalig advocaat, zou de beroepsprocedure voor klager weinig kans van slagen hebben als klager niet bereid is mee te werken aan een diagnostisch onderzoek. In de situatie dat hij daar wel toe bereid zou zijn, is aanwijzing van een advocaat niet nodig omdat de voormalig advocaat hem dan weer wil bijstaan.

5 BESLISSING

Hof van Discipline:

5.1  verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 15 september 2021 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam ongegrond.

Deze beslissing is gewezen door  mr. A.M. van Amsterdam, voorzitter,  mrs. V. Wolting en Chr.H. van Dijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2022.

            

 

griffier  voorzitter   

 

De beslissing is verzonden op 14 februari 2022.