Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-02-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2022:23

Zaaknummer

21-517/DB/LI

Inhoudsindicatie

Verzetzaak. Het feit dat de voorzitter niet heeft beslist op de stellingen van klager over het door verweerster niet verzekeren van in- en uitloop risico, kan niet leiden tot een gegrond verzet nu klager deze stellingen voor het eerst in zijn verzetschrift heeft ingenomen en de voorzitter daarop dus niet had kunnen beslissen. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch

van 7 februari 2022

in de zaak 21-517/DB/LI

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 28 juni 2021op de klacht van:

 

klager

 

over:

 

verweerster

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 30 november 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Op 16 juni 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K20-157 van de deken ontvangen.

1.3 Bij beslissing van 28 juni 2021 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht m.b.t. klachtonderdeel a kennelijk ongegrond en m.b.t. klachtonderdelen b en c kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is op 28 juni 2021 verzonden aan partijen.

1.4 Op 7 juli 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 7 juli 2021 ontvangen.

1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 20 december 2021. Klager en verweerster waren daarbij niet aanwezig.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

 

2 VERZET

2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

- de voorzitter heeft de beslissing met betrekking tot klachtonderdeel 1 op onjuiste feiten gebaseerd;

- de voorzitter heeft een onjuist juridisch kader toegepast;

- de voorzitter heeft op een deel van de klacht niet beslist;

- de voorzitter heeft een inhoudelijk onjuiste beslissing genomen.

2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op. Klager stelt wel dat de voorzitter in zijn beslissing geen rekening heeft gehouden met de door klager in het geding gebrachte stukken over het in- en uitlooprisico van de verzekering van verweerster.

 

3 FEITEN EN KLACHT

3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

 

4 BEOORDELING

4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2 Volgens klager heeft de voorzitter zijn beslissing op onjuiste feiten gebaseerd. In het verzetschrift wordt door klager echter niet op voldoende begrijpelijke wijze onderbouwd welke feiten onjuist zouden zijn, zodat de raad het verzet op deze grond als onvoldoende onderbouwd ongegrond moet verklaren.

4.3 De voorzitter heeft naar het oordeel van de raad het juiste juridische kader toegepast. Het ne bis in idem beginsel verzet zich namelijk niet alleen tegen het voor de tweede maal indienen van een identieke klacht, maar het verzet zich eveneens tegen het indienen van een (iets) anders geformuleerde klacht die op exact hetzelfde feitencomplex is gebaseerd.

4.4 Dat op een deel van de klacht door de voorzitter niet is beslist is op zichzelf genomen juist. De voorzitter heeft zich niet uitgelaten over hetgeen klager ten aanzien van het verzekeren van in- en uitlooprisico heeft gesteld. Deze stellingen zijn echter door klager pas ingenomen in het verzetschrift, zodat de voorzitter daarop ook helemaal niet had kunnen beslissen. De voorzitter beschikte immers niet over de stukken die klager nu heeft overgelegd en de stellingen van klager dienaangaande maakten geen onderdeel uit van de door klager ingediende klacht.

4.5 Tot slot kan ook het feit dat klager het inhoudelijk niet met de voorzittersbeslissing eens is, niet leiden tot een gegrond verzet.

4.6 De raad is gelet op het voorgaande van oordeel dat de door klager aangevoerde gronden van het verzet niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond en kennelijk niet-ontvankelijk bevonden. 

4.7 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. S.H.L. Baggel, voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek, M. Callemeijn, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 februari 2022.

Griffier                                                           Voorzitter

 

 

Verzonden op: 7 februari 2022