Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-02-2022

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2022:32

Zaaknummer

210324

Inhoudsindicatie

Artikel 13 beklag. Uit de stukken blijkt dat klager al een advocaat heeft gevonden voor de door hem gewenste procedure, maar dat die advocaat een advies heeft uitgebracht waar klager het niet mee eens is. Klager heeft geen danwel onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat de advocaat in redelijkheid niet tot zijn juridisch advies over de door klager gewenste procedure heeft kunnen komen. Het hof merkt daarbij op dat voor de vraag of zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 13 Advocatenwet niet beslissend is of de rechtzoekende een advocaat kan vinden die bereid is te doen wat de rechtzoekende van zijn advocaat verlangt. De deken heeft het verzoek tot aanwijzing van een advocaat dan ook op goede gronden afgewezen.

Uitspraak

BESLISSING

van 7 februari 2022in de zaak 210324 naar aanleiding van het beklag van:

klager tegen: mr. P. HanenbergDeken van de Orde van Advocatenin het arrondissement Rotterdam

de deken

1 HET BEKLAG

1.1 Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met zijn beslissing van 18 oktober 2021. Klager heeft een beklag d.d. 24 oktober 2021 tegen de beslissing van de deken ingediend bij het hof.

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het beklag is op 24 oktober 2021 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier:- het verweerschrift van de deken van 23 november 2021 met bijlagen.

2.3 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.

3 FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.1 Op 14 september 2021 heeft klager een verzoek ingediend bij de deken om een advocaat aan te wijzen. Klager geeft hierin – kort samengevat – aan dat hij een civiele procedure wil starten tegen advocatenkantoor [naam advocatenkantoor].

3.2 In een e-mail van 8 oktober 2021 heeft het secretariaat van de deken klager bericht dat het verzoek tot aanwijzing van een advocaat aan een aantal voorwaarden moet voldoen. Het secretariaat heeft verder bericht dat uit de e-mails van klager niet duidelijk naar voren komt welke advocaat aan klager (eerder) rechtsbijstand heeft verleend en waarom klager een andere advocaat zoekt.

3.3 In een e-mailbericht van 8 oktober 2021 heeft klager de verwijzingsbrief van het Juridisch Loket toegezonden en heeft hij – kort samengevat – aangegeven dat hij een overeenkomst had gesloten met [naam advocaat 1] (hierna: mr. B) om een aansprakelijkheidsprocedure te starten, maar dat mr. B heeft geweigerd om klagers belangen te behartigen. Vervolgens heeft klager [naam advocaat 2] (hierna: mr. C) benaderd, maar mr. C heeft hem een onjuist advies gegeven. Verder heeft mr. C ook geweigerd om zijn belangen te behartigen. Klager stelt dat hij rechtsbescherming en een adequaat handelend advocaat nodig heeft.

3.4 In een e-mailbericht van 14 oktober 2021 heeft de deken aan klager verzocht of hij de adviezen van mr. B en mr. C kan verstrekken of de adviezen kan omschrijven.

3.5 In een e-mailbericht van 14 oktober 2021 heeft klager – kort samengevat – bericht dat mr. B hem heeft geadviseerd ‘om een boek te gaan schrijven’ en dat mr. B niet de wijsheid heeft om klagers belangen te behartigen. Verder heeft klager aangegeven dat mr. C hem heeft geadviseerd om een cassatie-advies op te laten maken.

3.6 In een e-mail van 18 oktober 2021 heeft de deken het verzoek om aanwijzing van een advocaat afgewezen. Hierin staat – kort samengevat – vermeld dat de deken begrijpt dat klager in het verleden is bijgestaan door advocaten van [naam advocatenkantoor], dat zij de cassatietermijn hebben laten verlopen, dat klager hen daarvoor aansprakelijk heeft gesteld, maar dat de aansprakelijkheidsverzekeraar heeft nagelaten te reageren op klagers claim. De deken begrijpt dat klager een advocaat wenst om een civiele procedure te starten en daarvoor twee advocaten heeft benaderd, maar dat deze advocaten hebben geweigerd zijn belangen te behartigen of ongewenst advies hebben gegeven. De deken stelt dat uit het advies van mr. B niet blijkt dat zich de situatie voordoet dat klager geen advocaat heeft gevonden om hem te adviseren of bij te staan, maar dat mr. B onvoldoende mogelijkheden zag om klager adequaat bij te kunnen staan. Verder blijkt dat mr. C klager heeft geadviseerd om een cassatieadvies te vragen bij een gespecialiseerde advocaat. De adviezen van deze advocaten komen de deken niet onjuist of onredelijk voor. Het verzoek tot aanwijzing van een advocaat moet worden afgewezen, omdat artikel 13 Advocatenwet niet is bedoeld om een advocaat aan te wijzen die aan de wensen van de rechtzoekende tegemoetkomt als een andere advocaat al een standpunt heeft bepaald, waarvan niet is gebleken dat het niet voldoet aan de daaraan in redelijkheid te stellen eisen.

4 BEOORDELING

Beklag

4.1 Klager heeft – kort samengevat en naar het hof begrijpt – het volgende aangevoerd. Klager vindt dat het standpunt van de deken zowel feitelijke als juridische grondslag mist. Door de beslissing van de deken om geen advocaat aan te wijzen wordt klager een behoorlijk beroep op de rechter onthouden. Klager heeft aangegeven dat dit tot gevolg heeft dat de deken en de beklaagde advocaten, die fundamentele rechten juist behoren te waarborgen en rechtsbescherming behoren te (eer)bieden, diezelfde rechten daardoor grof en structureel verwaarlozen en schenden. Klager verzoekt – zo begrijpt het hof – het hof om de beslissing van de deken om geen advocaat aan te wijzen te vernietigen. Subsidiair – zo begrijpt het hof – verzoekt klager een andere, onafhankelijke deken te gebieden alsnog een advocaat aan te wijzen.

Verweer deken

4.2 Voor het verweer van de deken verwijst het hof naar hetgeen hiervoor onder 3.6 is weergegeven. De deken stelt dat klagers verzoek om aanwijzing van een advocaat terecht is afgewezen.

Toetsingskader

4.3 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

Beoordeling

4.4 Het hof oordeelt als volgt. Uit het voorgaande blijkt dat klager al een advocaat heeft gevonden voor de door hem gewenste procedure, maar dat die advocaat een advies heeft uitgebracht waar klager het niet mee eens is. Klager heeft geen danwel onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat de advocaat in redelijkheid niet tot zijn juridisch advies over de door klager gewenste procedure heeft kunnen komen. Het hof merkt daarbij op dat voor de vraag of zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 13 Advocatenwet niet beslissend is of de rechtzoekende een advocaat kan vinden die bereid is te doen wat de rechtzoekende van zijn advocaat verlangt. De deken heeft het verzoek tot aanwijzing van een advocaat dan ook op goede gronden afgewezen. Het beklag zal dan ook ongegrond worden verklaard. Het subsidiaire verzoek is niet ontvankelijk, omdat de wet de mogelijkheid van een dergelijk verzoek niet kent.4.5 Verder constateert het hof dat klager in een kort tijdsbestek drie aanwijzingsverzoeken (zaaknummers 210315, 210324 en 210377) en vier klachten over verschillende dekens (zaaknummers 210316, 210325, 210341 en 210342) heeft ingediend in dezelfde dan wel aanverwante kwesties. Nu klager blijft volharden in het indienen van kansloze aanwijzingsverzoeken en beklagschriften, moet hij er rekening mee houden dat het hof een volgend beklag tegen de afwijzing van een (aanwijzings)verzoek door een deken (of een klacht over die deken), wegens misbruik van recht, buiten behandeling zal stellen.

5 BESLISSING

Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 18 oktober 2021 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam ongegrond;

- verklaart het subsidiaire verzoek niet ontvankelijk.

 

Deze beslissing is gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. V. Wolting en E.L. Pasma, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2022.

                                                                                  griffier  voorzitter    De beslissing is verzonden op 7 februari 2022.