Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

31-01-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2022:22

Zaaknummer

21-1007/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. De klacht is niet-ontvankelijk omdat het buiten de driejaarstermijn van artikel 46g, lid 1, onder a, Advocatenwet is ingediend. Er zijn geen redenen aangevoerd om de termijn verschoonbaar te achten.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 31 januari 2022in de zaak 21-1007/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 16 december 2021 met kenmerk 1522191/EJH/YH, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5. Tevens heeft de voorzitter kennisgenomen van het bij e-mail van 27 december 2021 door klager nagezonden stuk en van de bij e-mail van 3 januari 2022 door verweerster nagezonden brief met bijlage. 

1    FEITENVoor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.1.1    In verband met de beëindiging van klagers arbeidsovereenkomst is op 31 maart 2017 tussen klager en zijn werkgever een vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen. Onderdeel van de vaststellingsovereenkomst was een voorziening over een nieuwe pensioenregeling. Verweerster trad hierbij op als advocaat voor de werkgever.1.2    Op 15 september 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster. 

2    KLACHT2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster - samengevat - onvoldoende rekening te hebben gehouden met klagers belangen bij de afhandeling van zijn pensioenrechten bij zijn voormalig werkgever. 3    VERWEER3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING4.1    De voorzitter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of klager kan worden ontvangen in zijn klacht. 4.2    Ingevolge artikel 46g lid 1, onder a, Advocatenwet wordt een klacht niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht (bij de deken) wordt ingediend na afloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. Op deze regel bevat lid 2 van genoemd artikel een uitzondering voor het geval de gevolgen van het handelen of nalaten van de advocaat pas later bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar nadat de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken. Alleen onder (zeer) bijzondere omstandigheden kan een overschrijding van deze termijn verschoonbaar zijn.4.3    De voorzitter stelt vast dat de klacht ziet op de rol van verweerster als advocaat van de voormalig werkgever van klager bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst van 31 maart 2017. Door over de rol van verweerster in deze kwestie pas op 14 september 2021 een klacht in te dienen, heeft klager de in artikel 46g, lid 1, onder a, Advocatenwet genoemde termijn van drie jaar overschreden. De stelling van klager dat hij eerst prioriteit heeft gesteld aan het veiligstellen van zijn pensioenindexeringen en dat het indienen van een klacht er daarom bij ingeschoten is, kan naar het oordeel van de voorzitter niet gelden als een reden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.  4.4    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46g, lid 1, onder a, Advocatenwet, daarom niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSINGDe voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46g, lid 1, onder a, Advocatenwet, niet-ontvankelijk

Aldus beslist door mr. P.M. Wamsteker, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2022. 

Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 31 januari 2022