Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-01-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2022:20

Zaaknummer

21-507/DB/OB

Inhoudsindicatie

Optreden van advocaat van de wederpartij. Advocaat mocht het standpunt van zijn cliënt verwoorden en daarbij  afgaan op de informatie van zijn cliënt. De kwestie betreffende de eigendom van het paard I was onderwerp van het geschil waarover door de kantonrechter is geoordeeld. Niet gebleken dat klager nodeloos in rechte is betrokken.

Inhoudsindicatie

Klager heeft geen rechtstreeks belang bij de wijze waarop de kosten van rechtsbijstand van de advocaat van de wederpartij worden voldaan.

Inhoudsindicatie

Klacht gedeeltelijk niet-ontvankelijk, gedeeltelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 24 januari 2022

in de zaak 21-507/DB/OB

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

over:

 

verweerder

 

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 5 augustus 2020, aangevuld per e-mails van 1,2,3 en 23 september 2020, heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 9 juni 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 48/20/143K van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 6 december 2021. Daarbij waren klager, bijgestaan door de heer H en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 17.

 

2 FEITEN

2.1 De heer G heeft zich op 9 september 2019 tot verweerder gewend met het verzoek hem bij te staan in een kwestie ten aanzien van de koopovereenkomst  betreffende het paard I. 

2.2 Verweerder heeft bij het Bureau voor Rechtshulp een toevoeging voor G aangevraagd. Aan de heer G is, met toepassing van peiljaarverlegging, een toevoeging verleend. 

2.3 Verweerder heeft in januari 2020 een dagvaarding opgesteld en deze op 24 januari 2020 ter betekening naar de deurwaarder verzonden. Verweerder heeft namens G ontbinding van de tussen G en klager gesloten koopovereenkomst, terugbetaling van de koopsom, terugname van het paard en een schadevergoeding gevorderd. Aan die vorderingen is ten grondslag gelegd dat klager een ziek renpaard aan G had geleverd.

2.4 Op 13 februari 2020 heeft een telefoongesprek tussen verweerder en de heer S plaatsgevonden. Verweerder schreef per email van 13 februari 2020 het volgende aan G : “Omdat het paard I(….) op naam van het bedrijf (…..) staat kan ik voor de heer S geen toevoeging aanvragen. Ik ben dan ook genoodzaakt mijn uurtarief ad € 230,00 + 6% kantoorkosten exclusief BTW in rekening te brengen.”

2.5 Klager heeft tegen de vorderingen verweer gevoerd en in reconventie gevorderd voor recht te verklaren dat X onrechtmatig jegens klager heeft gehandeld door een verzonnen vordering in te stellen waardoor klager schade heeft geleden. Klager vorderde voorts vergoeding van de door hem gemaakte proceskosten.

2.6 Verweerder heeft zich op 20 augustus 2020 onttrokken als advocaat van X.

2.7 De kantonrechter heeft G bij vonnis van 10 februari 2021 niet-ontvankelijk verklaard. De kantonrechter overwoog dat G niet had aangetoond dat hij het paard voor zichzelf had gekocht en/of enig eigenaar van het paard was. De kantonrechter heeft de vordering in reconventie van klager afgewezen.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:

verweerder heeft  namens  X een niet bestaande vordering ingesteld; verweerder heeft misbruik gemaakt van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand door op toevoeging voor X op te treden wetende dat X daarvoor niet in aanmerking komt; verweerder treedt op als stroman voor de als advocaat geschrapte X|; verweerder treedt op voor een voormalig advocaat waarvan hij weet dat deze zich ten onrechte als advocaat profileert; verweerder heeft doelbewust onwaarheden gesteld in een procedure; verweerder de heer S eerst als getuige tegen klager heeft laten optreden en in de procedure die verweerder voor de partner van X voert als eigenaar van het paard.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1 De klacht heeft betrekking op gedragingen van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Ad onderdelen a), e) en f).

5.2 De raad zal de klachtonderdelen a, e en f gelet op de onderlinge samenhang gezamenlijk beoordelen. Verweerder heeft namens zijn cliënt een procedure aanhangig gemaakt inzake de koopovereenkomst betreffende het paard I. Verweerder heeft namens zijn cliënt het standpunt ingenomen dat zijn cliënt (enig) eigenaar is van het paard I. Klager betwist dat de cliënt van verweerder (enig) eigenaar is van het paard I. Klager verwijt verweerder dat hij heeft verklaard dat zijn cliënt (enig) eigenaar van het paard I was, terwijl hij wist dat dit niet juist was, en aldus een niet bestaande vordering heeft ingesteld. De raad volgt klager hierin niet. Uit het aan de raad overgelegde vonnis van de kantonrechter van 10 februari 2021 (randnummer 4.2) volgt dat verweerder namens zijn cliënt in reactie op het verweer van klager het volgende heeft gesteld : “(….) dat de naam (….) slechts een fictieve naam is, niet zijnde een bedrijf, welke naam is gebruikt om bij het Direktorium für Vollblutzucht und Rennen e.V. te Keulen (hierna het Direktorium) een deknaam en renkleuren aan te vragen. S(….) is mede-geregistreerde van I(….) op die fictieve naam, aldus G(…)”.  De vraag wie eigenaar was van het paard I was onderwerp van geschil in de door de cliënt van verweerder tegen klager aanhangig gemaakte procedure bij de kantonrechter. Verweerder heeft in de conclusie van repliek in die procedure gereageerd op de stellingen van klager over de eigendom en de tenaamstelling van het paard I. Het stond verweerder vrij om de standpunten van zijn cliënt over de eigendom en de tenaamstelling, blijkens de email van 13 februari 2020, van het paard I, in rechte te verwoorden. De door partijen verwoorde standpunten zijn vervolgens door de kantonrechter getoetst en beoordeeld. Dat de kantonrechter in zijn vonnis heeft overwogen dat uit de door de cliënt van verweerder overgelegde stukken niet valt af te leiden dat hij I(….) voor zichzelf heeft gekocht en/of eigenaar is van I(….), reden waarom G niet-ontvankelijk is verklaard in zijn vorderingen, betekent niet dat verweerder de kantonrechter bewust onjuist heeft geïnformeerd. De raad heeft dan ook niet kunnen vaststellen dat verweerder feiten heeft gesteld waarvan hij de onwaarheid kende of redelijkerwijs kon kennen. Dit volgt ook niet uit het gegeven dat verweerder namens zijn cliënt de heer S. als getuige heeft willen horen. Gesteld noch gebleken is wat de heer S. mogelijk onder ede zou gaan verklaren en in hoeverre verweerder van de inhoud (en/of de juistheid) van de verklaring op de hoogte is geweest. De kantonrechter overwoog bovendien ten aanzien van de vordering in reconventie van klager dat niet is komen vast te staan dat klager zonder enige noodzaak of redelijk belang tot procederen is gedwongen. Dat verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij de belangen van klager nodeloos heeft geschaad is naar het oordeel van de raad uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht niet gebleken. De raad zal op grond van het bovenstaande de klachtonderdelen a en e ongegrond verklaren.

Ad onderdeel b)

5.3 Dit onderdeel van de klacht heeft betrekking op de betalingsafspraken tussen verweerder en zijn cliënt. Het klachtrecht is niet in het leven geroepen voor een ieder, doch slechts voor degenen die door een handelen of nalaten van een advocaat rechtstreeks in zijn belang getroffen is of kan worden. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke toetsing is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken.

5.4 De wijze waarop een partij de kosten van rechtsbijstand voldoet gaat de andere partij niet aan. Klager gaat er ten onrechte van uit dat hij bij gebreke van gefinancierde rechtsbijstand aan de zijde van de cliënt van verweerder niet zou zijn betrokken in een procedure en dus niet op kosten zou zijn gejaagd. Dit betreft een aanname van klager, waarvan de juistheid niet is komen vast te staan.

5.5 Omdat klager niet rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen door de wijze waarop de kosten van rechtsbijstand van verweerder worden gefinancierd, zal de raad klager in dit onderdeel van de klacht niet-ontvankelijk verklaren.

Ad onderdeel c)

5.6 De cliënt van verweerder was voorheen advocaat. Dat, zoals klager stelt, verweerder optreedt als stroman voor zijn cliënt als geschrapte advocaat, is niet gebleken.  Verweerder heeft zijn cliënt bijgestaan in een privékwestie. Niet valt in te zien dat de omstandigheid dat de cliënt van verweerder als advocaat van het tableau is geschrapt betekent dat hij zich niet door een advocaat zou mogen laten bijstaan. Ook de omstandigheid dat in een procedure bij de Kantonrechter geen verplichte procesvertegenwoordiging geldt, betekent niet dat de cliënt van verweerder zich niet door een advocaat zou mogen laten bijstaan. Dat de cliënt van verweerder voorheen advocaat is geweest maakt ook dit niet anders. Dit onderdeel van de klacht is ongegrond.

Ad onderdeel d)

5.7 Klager heeft geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat verweerder optreedt voor een voormalig advocaat waarvan hij weet dat deze zich ten onrechte als advocaat profileert. Maar ook indien een advocaat weet dat zijn cliënt zich ten onrechte als advocaat profileerde, staat dit enkele feit een optreden voor die cliënt niet in de weg. Een advocaat is immers tuchtrechtelijk enkel verantwoordelijk voor zijn eigen gedragingen. Het onrechtmatig handelen van een cliënt valt een advocaat tuchtrechtelijk niet als zodanig aan te rekenen.  Dit onderdeel van de klacht is ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel b niet-ontvankelijk;

- verklaart klachtonderdelen en c tot en met f  ongegrond;

 

Aldus beslist door mr. J.M.H. Schoenmakers, voorzitter, mrs. J.D.E. van den Heuvel en U.T. Hoekstra, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2022.

 

Griffier                                                                            Voorzitter

 

Verzonden op: 24 januari 2022