Rechtspraak
Uitspraakdatum
10-01-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2022:3
Zaaknummer
21-734/A/NH
Inhoudsindicatie
Raadsbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Verweerder kan niet afgerekend worden op het niet behalen van het door klager beoogde resultaat. Op verweerder rustte een inspanningsverplichting. De klacht is ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdamvan 10 januari 2022in de zaak 21-734/A/NHnaar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE1.1 Op 9 februari 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.1.2 Op 1 september 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk td/ds/1339152 van de deken ontvangen. 1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 6 december 2021. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is een proces-verbaal opgemaakt.1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 11.
2 FEITEN2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.2.2 In verband met een schuld van klager bij de kredietverstrekker Direktbank N.V. heeft de deurwaarder beslagen gelegd op bezittingen van klager. Vanwege deze kwestie heeft klager verweerder gevraagd hem rechtsbijstand te verlenen. 2.3 Bij brief van 15 april 2019 heeft verweerder aan klager bevestigd zijn zaak in behandeling te nemen. Hij zou proberen de beslagen zo spoedig mogelijk te laten doorhalen of te matigen. Verweerder heeft met klager een uurtarief van € 115,- exclusief 6% kantoorkosten en 21% btw afgesproken. Het is verweerder niet gelukt om met de deurwaarder een afbetalingsregeling te treffen. 2.4 Bij brief van 29 oktober 2019 heeft verweerder aan klager bevestigd dat hij bereid is namens klager een procedure starten met als doel een schadeloosstelling te verkrijgen vanwege vermeende overcreditering. Gezien het procesrisico heeft verweerder zich bereid verklaard om met klager een vaste prijsafspraak te maken van € 1.500,- te vermeerderen met btw, deurwaarderskosten en griffierecht. Klager is met dit voorstel akkoord gegaan.2.5 Op 19 februari 2020 heeft klager verweerder laten weten dat hij geen procedure meer wenste te voeren. Het dossier mocht gesloten worden. 2.6 Bij brief van 24 februari 2020 heeft verweerder klager geantwoord dat dit kan, maar dat hij al werkzaamheden had verricht ten behoeve van het opstarten van de procedure. Het vaste bedrag dat tussen partijen was afgesproken, heeft verweerder vervolgens gecrediteerd en in plaats daarvan zijn gewerkte tijd tot dan toe in rekening gebracht. Dit kwam neer op een declaratie van € 1.076,-. Daarnaast heeft verweerder nog een restantdeclaratie over de periode van 25 april 2019 tot 25 oktober 2019 voor een bedrag van € 144,09 aan klager gestuurd. Zodra de nota’s volledig waren voldaan, zou verweerder overgaan tot sluiting van het dossier, aldus verweerder in deze brief. 2.7 Verweerder heeft klager meerdere betalingsverzoeken gedaan, maar klager is niet tot betaling van de declaraties overgegaan.2.8 Op 9 februari 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
3 KLACHT3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij in de uren die hij in de zaak heeft gestoken geen resultaat heeft bereikt. Klager is het daarom niet eens met de hoogte van de declaraties. Klager twijfelt bovendien aan de kennis van verweerder en vraagt zich af of verweerder zich wel serieus in zijn zaak heeft verdiept.
4 VERWEER 4.1 Verweerder voert aan dat hij zich voldoende heeft ingespannen om de zaak tot een goed einde te brengen en dat hij de belangen van klager daarin zo goed als mogelijk heeft behartigd. Hij beschikt wel degelijk over specifieke kennis in het vakgebied dat het geschil betreft. Verweerder neemt alleen zaken aan waarvan hij meent dat er succes behaald kan worden. Bovendien is er sprake van een inspanningsverbintenis en niet van een resultaatgerichte verbintenis. Dat de betalingsregeling met de deurwaarder in eerste instantie niet tot stand is gekomen, is te wijten aan de halsstarrigheid van het deurwaarderskantoor. Verweerder zag een slagingskans in het opstarten van een dagvaardingsprocedure, maar klager heeft aangegeven dat hij de procedure niet wilde continueren. Verweerder hanteert een lager uurtarief dan andere advocaten. Zijn gewerkte uren dienen naar zijn mening gewoon betaald te worden.
5 BEOORDELING5.1 De raad ziet zich voor de vraag gesteld of klager verweerder terecht verwijt dat verweerder in de uren die hij in klagers zaak heeft gestoken en die hij heeft gedeclareerd, niet het beoogde resultaat heeft kunnen bereiken. 5.2 De raad neemt bij de beoordeling van de klacht als uitgangspunt dat, gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet, de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (zie Hof van Discipline, 5 februari 2018, ECLI:NL:TAHVD:2018:32). 5.3 Klager heeft ter zitting toegelicht dat de klacht niet zozeer ziet op de hoogte van de declaraties, maar op het feit dat verweerder voor het gedeclareerde bedrag geen enkel resultaat heeft geboekt in zijn zaak. Klager heeft uiteindelijk zonder de hulp van verweerder zelf op 14 april 2021 een regeling getroffen met de deurwaarder. 5.4 Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de dagvaarding bedoeld was als een pressiemiddel en dat het niet de bedoeling was om echt tot dagvaarden over te gaan. Hij werd door klager echter teruggefloten en heeft zijn werk niet kunnen voltooien. Hij heeft wel met klager besproken dat de dagvaarding als pressiemiddel bedoeld was, maar dit niet duidelijk opgenomen in de opdrachtbevestiging. Verweerder geeft toe dat hij zijn plan van aanpak beter had moeten formuleren, maar blijft bij zijn standpunt dat hij zich heeft ingespannen om de belangen van klager zo goed mogelijk te behartigen en dat zijn declaraties redelijk zijn voor het werk dat hij heeft verricht in de zaak van klager. 5.5 De raad overweegt het volgende. Hoewel verweerder er goed aan had gedaan in zijn opdrachtbevestiging een duidelijker analyse van de slagingskans van de zaak van klager te geven, volgt uit het klachtdossier afdoende dat verweerder zijn aanpak met klager heeft afgestemd. Bovendien heeft verweerder met betrekking tot de werkzaamheden duidelijke prijsafspraken met klager gemaakt en heeft klager met deze afspraken ingestemd. Op verweerder rustte een inspanningsverplichting, wat betekent dat verweerder de belangen van klager zo goed mogelijk moest behartigen. Het valt verweerder dan ook, anders dan klager stelt, niet tuchtrechtelijk te verwijten dat hij in klagers zaak niet het gewenste resultaat heeft bereikt. Het feit dat het klager wel gelukt is om met de deurwaarder een regeling te treffen, leidt niet tot een ander oordeel. De raad kan immers niet beoordelen of de omstandigheden waaronder deze regeling - die dateert van 14 april 2021 - is getroffen, gelijk zijn aan de omstandigheden waaronder verweerder in 2019 namens klager trachtte een regeling met de deurwaarder te treffen. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder jegens klager is dan ook niet gebleken. 5.6 De raad concludeert tot ongegrondverklaring van de klacht.
BESLISSINGDe raad van discipline:verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.H. Dubois, voorzitter, mrs. A. de Groot en F.J.J. Baars, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2022. Griffier Voorzitter
Verzonden op: 10 januari 2022