Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-01-2022

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2022:6

Zaaknummer

210260

Zaaknummer

210261

Inhoudsindicatie

Beklag artikel 13 Aw ongegrond. Deels onvoldoende informatie verstrekt door klager, deels betreft het handelingen waarvoor geen advocaat nodig is.

Uitspraak

BESLISSING

van 17 januari 2022in de zaken 210260 en 210261 naar aanleiding van het beklag van:

 klager tegen: mr. I. Aardoom-FuchsDeken van de Orde van Advocatenin het arrondissement Den Haag

de deken

1 HET BEKLAG

1.1 Klager heeft bij de deken verzoeken ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft deze verzoeken afgewezen in de beslissingen van 16 juli 2021 en 28 juli 2021. Klager heeft een beklag d.d. 10 augustus 2021 tegen de beide beslissingen van de deken ingediend bij het hof.

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het beklag is op 10 augustus 2021 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier:- aanvulling op het beklagschrift van 2 september 2021;- reactie op het beklagschrift van de deken van 14 september 2021;- e-mail van klager van 25 september 2021;- e-mail van klager van 12 oktober 2021;- e-mail van klager van 13 oktober 2021;- e-mail van klager van 17 oktober 2021.

2.3 Het hof heeft het verzoek mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 5 november 2021. Daar zijn klager en namens de deken mrs. N.M.A. Manning en A. Kersseboom, beiden stafjurist, verschenen. Partijen hebben hun standpunt toegelicht.

2.4 Klager heeft de voorzitter en de Orde van Advocaten te Den Haag op 6 november 2021 gewraakt. Het wrakingsverzoek is bij beslissing van 13 december 2021 afgewezen.

 

3 FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.1 Klager heeft de deken op 28 juni 2021 verzocht een advocaat aan te wijzen, omdat volgens zijn zeggen de politie hem had mishandeld en zich schuldig had gemaakt aan een aantal misdragingen en omdat klager als verdachte recht heeft op een advocaat. Voorts verzocht klager de deken een advocaat aan te wijzen in verband met de geplande ontruiming van zijn woning. Uit een e-mail van klager aan de deken van 6 juli 2021 blijkt dat die ontruiming gepland stond op 22 juli 2021. Namens de deken is klager enkele malen om meer informatie verzocht, zowel betreffende het verzoek tot aanwijzing van een strafrechtadvocaat als betreffende de ontruimingskwestie. De deken heeft de verzoeken van  klager afgewezen bij beslissing van 16 juli 2021. De gronden voor afwijzing waren volgens de deken:- door de deken aan klager gevraagde informatie en stukken over wat er gebeurd is nadat klager op 21 april 2021 bij de politie aangifte had gedaan, zijn niet verstrekt;- door de deken aan klager gevraagde informatie en stukken over de ontruiming van klagers woning zijn niet verstrekt;- klager heeft onvoldoende concreet gemaakt wat de juridische inzet van de procedure is. De deken kan daarom niet vaststellen welke procedure kan worden gevoerd en of die procedure kans van slagen heeft;- klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij niet in staat is zelf tijdig een advocaat bereid te vinden om hem bij te staan.

3.2 Klager heeft de deken per e-mail op 23, 24 en 26 juli 2021 verzocht om aanwijzing van een slachtofferadvocaat, omdat klager door de politie zou zijn mishandeld toen hij op 22 juli 2021 aangifte tegen de politie en een ziekenhuis wilde doen. Klager wilde bijstand van een advocaat bij het doen van aangifte, het opvragen van stukken die zijn opgemaakt rondom de mishandeling en bij een (strafvorderlijk) verzoek om schadevergoeding. Dit verzoek van klager is bij beslissing van 28 juli 2021 afgewezen - kort weergegeven - omdat klager voor al deze handelingen geen advocaat nodig heeft.

4 BEOORDELING

Beklag4.1 Klager gaat in de toelichting op het beklag uitvoerig in op de problemen die zijn ontstaan bij twee werkgevers en in dat verband gevoerde procedures. Voor het voeren van procedures in hoger beroep had klager aanwijzing van een advocaat gevraagd. Hij had daarvoor acht advocaten benaderd, die niet met hem in zee wilden. Klager verzoekt aanwijzing van een advocaat voor het voeren van de beroepsprocedures.

4.2 Klager is uit zijn huis gezet vanwege een huurachterstand die hij heeft opgelopen door het onrechtmatig handelen van zijn werkgever. Klager wilde de schade verhalen bij die werkgever. De deken heeft iemand aangewezen met een tegenstrijdig belang en dat is geen aanwijzing. Als een kort geding gestart was, had klager zijn woning nog gehad.

4.3 De politie heeft geweld toegepast terwijl klager ernstige hartklachten heeft en destijds mank liep. Klager verzoekt aanwijzing van een letseladvocaat om zijn schade te verhalen op de politie. 

Verweer deken4.4 De deken heeft aangevoerd dat de afwijzingen die in deze procedure aan de orde zijn, geen betrekking hebben op de geschillen van klager met zijn oud-werkgevers. In die zaak is een advocaat aangewezen, over wie klager inmiddels heeft geklaagd bij de deken.

4.5 Na de afwijzing van 16 juli 2021 heeft klager aanwijzing van een advocaat verzocht om hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van de kantonrechter van 29 juni 2021, waarin de kantonrechter heeft overwogen dat gelet op de hoogte van de huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning gerechtvaardigd waren. De deken heeft op 3 augustus 2021 een advocaat aangewezen om klager te adviseren over de mogelijkheden van een hoger beroep. Klager heeft zich over deze advocaat kort nadien beklaagd. De deken ziet geen reden om (nogmaals) een advocaat aan te wijzen.

4.6 Voor de afwijzing van 28 juli 2021 verwijst de deken naar deze brief, waarin is toegelicht dat de bijstand van een advocaat niet is vereist. De deken constateert dat klager inmiddels zelf een artikel 12 Sv procedure is gestart.

Toetsingskader4.7 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

Beoordeling – afwijzing 16 juli 20214.8 Het verzoek van klager tot aanwijzing van een strafrechtadvocaat is afgewezen, omdat klager hierover ondanks verzoeken van de deken geen nadere informatie of stukken heeft verstrekt. De deken heeft daarom niet kunnen beoordelen of klager een strafrechtadvocaat nodig had en zo ja, waarvoor dat dan was. In het beklag tegen de beslissing van de deken heeft klager op dit punt niets aangevoerd en geen (nieuwe) informatie verstrekt. Voor zover het beklag geacht moet worden ook betrekking te hebben op dit onderdeel van de afwijzing is het hof van oordeel dat klager nog steeds niet duidelijk gemaakt heeft waarom hij aanwijzing van een strafrechtadvocaat wenst. Derhalve kan bij gebrek aan informatie niet worden vastgesteld of de procedure een redelijke kans van slagen heeft en had de deken dus een gegronde reden om het verzoek af te wijzen.

4.9 In de huurzaak heeft klager na de beslissing van de deken opnieuw een verzoek gedaan tot aanwijzing van een advocaat en daarbij wel relevante informatie verstrekt. Die informatie is voor de deken reden geweest om alsnog een advocaat aan te wijzen om klager in die zaak te adviseren en bij een positief advies bij te staan. Dat betekent dat klager alleen al daarom geen belang meer heeft bij zijn beklag tegen de afwijzing van 16 juli 2021. Wat er na de aanwijzing van die advocaat verder nog is gebeurd, heeft geen betrekking op de beslissing van de deken van 16 juli 2021, zodat het hof daarover in deze zaak niet kan oordelen. Of er sprake was van een tegenstrijdig belang, zoals klager heeft aangevoerd, ligt in deze procedure evenmin ter beoordeling aan het hof voor.

 

Beoordeling – afwijzing 28 juli 20214.10 De beslissing van de deken van 28 juli 2021 is gebaseerd op het argument dat klager geen advocaat nodig heeft voor de door hem genoemde acties. Klager kan dat immers zelf doen of de hulp inroepen van iemand die niet persé advocaat hoeft te zijn. De deken heeft uiteengezet dat klager zelf aangifte kan doen en wanneer de politie weigert de aangifte op te nemen, kan hij de aangifte bij brief indienen. Als wordt besloten een verdachte niet te vervolgen, kan klager op grond van artikel 12 Strafvordering een klacht tegen dat besluit indienen. Ook daarvoor is geen bijstand van een advocaat vereist. Wanneer er wel vervolging plaatsvindt, kan klager ook weer zelf een vordering benadeelde partij indienen, zonder dat daarvoor de bijstand van een advocaat nodig is. Hetzelfde geldt voor het inzien en opvragen van stukken. Omdat voor al deze situaties geen sprake is van verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat, mocht de deken het verzoek van klager afwijzen.

Tot slot4.11 Zoals het hof ook geprobeerd heeft ter zitting aan klager uit te leggen, kan het hof zich in deze procedure alleen uitspreken over de beslissingen van de deken van 16 juli 2021 en 28 juli 2021. Het is het hof duidelijk dat daarnaast ook andere zaken spelen, zoals (meer) verzoeken tot aanwijzing van een advocaat en klachten over (aangewezen) advocaten, maar die andere zaken zijn in deze procedure niet aan de orde.

4.12 De conclusie uit het voorgaande is dat het beklag van klager tegen de besluiten van de deken van 16 juli 2021 en 28 juli 2021 ongegrond is.  

5 BESLISSING

Hof van Discipline:

5.1 verklaart het beklag van klager tegen de beslissingen van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 16 juli 2021 en van 28 juli 2021 ongegrond.

Deze beslissing is gewezen door mr. E.W. de Groot, voorzitter,  mrs. G.C. Endedijk en E.A.M. Röttgering, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2022.

            

 

griffier  voorzitter    De beslissing is verzonden op 17 januari 2022.