Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-01-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2022:1

Zaaknummer

21-753/DH/RO

Inhoudsindicatie

Klacht tegen de eigen advocaat over onbereikbaarheid en ontoereikende bijstand gegrond.  In een vergelijkbare zaak heeft het hof recent aan klaagster een forse, maar grotendeels voorwaardelijke schorsing opgelegd met als bijzondere voorwaarde dat verweerster zich laat coachen. De raad wil, gelet op de uitspraak van het Hof van Discipline en het door de deken in verweerster uitgesproken vertrouwen in het coachtingstraject, voorkomen dat een in deze zaak op te leggen maatregel de door verweerster ingeslagen weg ondermijnt. Anderzijds dient rekening te worden gehouden met het geschonden belang van klager. De raad zal daarom aan verweerster een voorwaardelijk schorsing in de uitoefening van de praktijk opleggen voor de duur van één week.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 3 januari 2022 in de zaak21-753/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

klagergemachtigde: (…)

over:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Op 11 maart 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.1.2    Op 7 september 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2021/63 van de deken ontvangen. 1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 22 november 2021. Daarbij waren verweerster en de deken aanwezig. De gemachtigde van klager heeft telefonisch meegedeeld dat zij de oproep voor de zitting heeft ontvangen, maar dat klager afziet van het recht om bij de zitting aanwezig te zijn. De deken is op verzoek van de raad verschenen om de raad voor te lichten over de stand van zaken naar aanleiding van de beslissing van de Hof van Discipline van 25 oktober 2021 in een aantal soortelijke zaken tegen verweerster (zie 2.4).1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 12. 

2    FEITEN 2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.2.2    Klager heeft verweerster begin 2020 verzocht om bijstand bij de ontbinding van zijn huwelijk. 2.3    Op 28 januari 2021 heeft klager, bijgestaan door zijn gemachtigde die ook wijkcoach is in de woonplaats van klager, het volgende geschreven aan verweerster:“(…) Het is voor hem van groot belang dat de echtscheiding van mevrouw M(…) op zo kort mogelijke termijn in orde komt. Hij heeft hiervoor uw kantoor gevraagd om de nodige juridische stappen te nemen. Dit verzoek is al ruim een jaar geleden bij uw kantoor in behandeling genomen. We hebben begrepen dat het een ingewikkeld proces is omdat mevrouw niet in Nederland verblijft. Inmiddels is het laatste inhoudelijk contact over de stand van zaken geweest per email in maart 2020. Ondanks herhaaldelijke terugbelverzoeken heeft meneer, en heb ik namens hem, geen enkel bericht meer van u of uw kantoor mogen ontvangen. Op terugbelverzoeken wordt simpelweg niet gereageerd. Het maakt dat meneer geen enkel zicht meer heeft op de voortgang en zijn toekomstplannen niet kan maken omdat de echtscheiding dit belemmert. Op advies van het juridisch loket stuur ik u hierbij dan ook deze brief als klacht over de gang van zaken. Ik verzoek u namens meneer om actief, met enige regelmaat en in ieder geval elk kwartaal de voortgang van het dossier aan hem te laten weten. Mocht dit niet mogelijk blijken dat verzoek ik om deze zaak over te dragen aan een advocaat die hier mogelijkheid toe heeft. Op advies van het juridisch loket zal meneer zich zo nodig wenden tot de orde van advocaten om daar de klacht ook onder aandacht te brengen en tot een juiste oplossing te komen.(…)”2.4    Bij beslissing van 25 oktober 2021 heeft het Hof van Discipline aan verweerster de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor 26 weken, waarvan 20 weken voorwaardelijk, opgelegd. Aan het voorwaardelijke deel van de schorsing heeft het Hof van Discipline, naast de algemene voorwaarde, de bijzondere voorwaarde gekoppeld dat verweerster zich laat begeleiden door een coach (ECLI:NL:TAHDV:2021:189).3    KLACHT3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.a)    Verweerster communiceert niet, althans niet afdoende, met klager. b)    Verweerster reageert niet op verzoeken van klager om contact op te nemen.c)    Verweerster komt toezeggingen niet na. d)    Verweerster, althans haar kantoor, heeft niet gereageerd op een klacht van klager. 3.2    Klager heeft ter onderbouwing van zijn klacht het volgende gesteld. Klager is afkomstig uit het buitenland. Klager is een religieus huwelijk aangegaan met een vrouw die in een ander buitenland verblijft. Het huwelijk is geregistreerd in Nederland. Klager wil graag een andere vrouw trouwen, maar dit is niet mogelijk zolang het religieuze huwelijk in Nederland geregistreerd is. Klager heeft juridische bijstand nodig. De gebrekkige communicatie met verweerster maakt klager radeloos; hij weet niet waar hij aan toe is. 3.3    De stellingen die klager aan de klacht ten grondslag heeft gelegd worden hierna, voor zover van belang, besproken.

4    VERWEER  4.1    De deken heeft verweerster bij berichten van 15 maart 2021, 6 en 21 april 2021 en 6 mei 2021 in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op de klacht. Verweerster heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. 4.2    Verweerster heeft op de zitting bij de raad voor het eerst haar standpunt kenbaar gemaakt. Ze heeft, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat ze de zaak van klager inhoudelijk wel heeft behandeld, maar dat ze, als gevolg van privéomstandigheden, is tekortgeschoten in de communicatie met klager en dat de verwijten in zoverre terecht zijn. 

5    BEOORDELING 5.1    Omdat verweerster erkent dat de klachten, die alle zien op de communicatie met klager, terecht zijn aangevoerd, is de klacht in alle onderdelen gegrond. 

6    MAATREGEL 6.1    Verweerster heeft haar cliënt in de steek gelaten door niet met hem te communiceren over een lopende zaak. De kernwaarden deskundigheid en integriteit zijn in het geding en verweerster heeft onprofessioneel gehandeld. Dit betekent dat naar het oordeel van de raad een maatregel op zijn plaats is. 6.2    Bij het bepalen van de omvang van de maatregel weegt de raad het tuchtrechtelijk verleden van verweerster mee. De raad heeft in eerdere zaken waarin het verwijt ook was dat verweerster onbereikbaar was voor haar cliënten en tekortschoot in de communicatie maatregelen van toenemende zwaarte opgelegd. Het ging van een berisping en vervolgens een geheel voorwaardelijke schorsing van beperkte omvang naar een deels onvoorwaardelijke schorsing van forse omvang. Tegen deze laatste maatregel heeft verweerster hoger beroep ingesteld en het Hof van Discipline heeft op 25 oktober 2021 uitspraak gedaan in deze zaak (zie 2.4). Uit die beslissing blijkt dat verweerster het Hof van Discipline in hoger beroep heeft verzocht bij het bepalen van een maatregel rekening te houden met een moeilijke periode in haar leven. Het Hof van Discipline heeft dit gedaan en heeft ook acht geslagen op de omstandigheid dat verweerster voornemens was om haar praktijkvoering te verbeteren. Het Hof van Discipline heeft aan verweerster een schorsing voor de duur van 26 weken opgelegd, waarvan 20 weken voorwaardelijk, en als bijzondere voorwaarde dat verweerster zich laat coachen. 6.3    Op de zitting bij de raad op 22 november 2021 heeft de raad zich door verweerster en de deken laten voorlichten over het door het Hof van Discipline tevens opgelegde coachingstraject. Verweerster is in overleg met de deken doende om het coachingstraject vorm te geven. Mr. M. Houwing is bereid gevonden om als coach op te treden. De deken heeft uitdrukkelijk kenbaar gemaakt dat hij vertrouwen heeft in het coachingstraject en in het vermogen van verweerster om haar privéleven en haar praktijk weer op de rit te krijgen. 6.4    De raad wil, gelet op de uitspraak van het Hof van Discipline en het door de deken in verweerster uitgesproken vertrouwen, voorkomen dat een in deze zaak op te leggen maatregel de door verweerster ingeslagen weg ondermijnt. Anderzijds houdt de raad ook rekening met het geschonden belang van klager. De raad zal daarom aan verweerster een geheel voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk opleggen voor de duur van één week. 

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING  7.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.7.2    Om de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten enb) € 500,- kosten van de Staat. 7.3    Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING De raad van discipline:- verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond;-    legt aan verweerster de maatregel van schorsing voor de duur van één week op;-    bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerster een of meer van de navolgende bijzondere of algemene voorwaarden niet heeft nageleefd;-     stelt als algemene voorwaarde dat verweerster zich binnen de hierna te melden proeftijd niet opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;-     stelt de proeftijd op een periode van twee jaren ingaande op de dag dat deze beslissing onherroepelijk wordt.-    veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3.Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, voorzitter, mrs. M.J. Smit, P.C.M. van Schijndel, M.P. de Klerk en B.F. van Noort, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 januari 2022.