Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-01-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2022:2

Zaaknummer

20-402/DB/LI

Inhoudsindicatie

Verzetzaak. Verzet door klager ingesteld nadat de verzetstermijn is verstreken. Termijnoverschrijding niet verschoonbaar. Klager kennelijk niet ontvankelijk.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 10 januari 2022

in de zaak 20-402/DB/LI

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 9 juli 2020 op de klacht van:

 

 

klager

 

over:

 

verweerder

 

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 4 september 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 2 juni 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K19-106 van de deken ontvangen.

1.3 Bij beslissing van 9 juli 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) bepaald dat de raad deels kennelijk onbevoegd is de klacht deels niet-ontvankelijk is ingevolge artikel 46g lid 1, aanhef en onder a Advocatenwet. Deze beslissing is op 9 juli 2020 verzonden aan partijen.

1.4 Op 9 augustus 2020 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 9 augustus 2020 ontvangen.

1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 15 november 2021. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

 

2 VERZET

2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

- klager is als erfgenaam volledig in de rechten van zijn moeder getreden en dus ook bevoegd tegen verweerder een klacht  in te dienen;

- de moeder van klager heeft de facturen van verweerder niet betaald, maar verweerder heeft de bedragen zelf van de huurrekening afgehaald.

2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

 

3 FEITEN EN KLACHT

3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

 

4 BEOORDELING

4.1 Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzet overweegt de raad als volgt. Op grond van artikel 46j, vierde lid, jo artikel 46h, eerste lid, van de advocatenwet kan binnen 30 dagen na de dag van verzending van het afschrift van de voorzittersbeslissing daartegen verzet worden ingesteld.

4.2 De beslissing van de voorzitter is gegeven op 9 juli 2020. De beslissing is op 9 juli 2020 zowel per gewone e-mail als per aangetekende e-mail aan klager verzonden. Dat betekent dat de verzet termijn is aangevangen op 10 juli 2020 en is verstreken op 8 augustus 2020. Klager heeft de aangetekende e-mail op 13 juli 2020 – dus ruim voor het verstrijken van de verzettermijn – opgevraagd en daarmee kennis gekregen van de beslissing van de voorzitter. Klager heeft pas per e-mail van 9 augustus 2020 verzet ingesteld en heeft de termijn voor het indienen van verzet derhalve overschreden.

4.3 In hetgeen klager ten aanzien van de overschrijding van de termijn heeft aangevoerd, namelijk dat hij enige tijd in het buitenland heeft verbleven in verband met werk en vakantie, ziet de raad geen aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De conclusie is dan ook dat het door  klager ingestelde verzet niet-ontvankelijk is.

 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mrs. L.J.G. de Haas, L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 januari 2022.

 

Griffier                                                           Voorzitter