Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-01-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2022:12

Zaaknummer

21-662/A/A

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdamvan 17 januari 2022in de zaak 21-662/A/Anaar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 20 september 2021 op de klacht van:

klager

over:  verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE1.1    Op 17 mei 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.1.2    Op 5 augustus 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2021—1442045/JS/YH van de deken ontvangen. 1.3    Bij beslissing van 20 september 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk van onvoldoende gewicht verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.1.4    Klager heeft verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 19 oktober 2021 ontvangen.1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 20 december 2021. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. 1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. De raad heeft verder kennis genomen van de e-mails van klager van 17 oktober  en 3 december 2021.

2    VERZET2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:2.2    De voorzittersbeslissing is ”een schier onontwarbaar vlechtwerk (…) van hele en halve waarheden, onwaarheden, omissies, foute citaten en valse verwijzingen”. 2.3    Klager brengt in zijn verzetschrift zijn ongenoegen tot uitdrukking over de gang van zaken rondom de behandeling van twee eerdere klachtzaken (20-861/A/A en 20-862/A/A). 2.4    Volgens klager heeft de voorzitter in onderdeel 4.4. van de voorzittersbeslissing onterecht geconcludeerd dat op basis van het klachtdossier niet kan worden vastgesteld dat verweerder klager heeft voorgesteld gezamenlijk een neutrale derde in te schakelen. De voorzitter heeft in de voorzittersbeslissing ook onjuist geciteerd uit producties van verweerder. 2.5    De voorzitter heeft teksten die onderdeel vormen van het klachtdossier weggehouden uit het proces. 2.6    De voorzitter is er in 4.3 van de voorzittersbeslissing van uitgegaan dat verweerder heeft gezegd dat gezamenlijk een onafhankelijk derde ingeschakeld zou worden. Dit is volgens klager niet wat verweerder letterlijk heeft gezegd. 2.7    De “slappe-hap-redenering” van de voorzitter dat verweerder niet kan bewijzen dat hij het beweerdelijke telefoontje wel naar klager gepleegd had, is volgens klager “wederom puur nepotisme”. De voorzitter heeft nagelaten het bewijs op te vragen. 2.8    Het is onduidelijk op welk document de voorzitter overweging 4.4 heeft gestoeld. 2.9    De voorzitter heeft overwogen dat op basis van het klachtdossier niet kan worden vastgesteld dat een telefoongesprek heeft plaatsgevonden. De voorzitter had op de zitting echter de bellijsten van partijen kunnen inzien. 2.10    De voorzitter heeft in de voorzittersbeslissing geschreven dat klager ten onrechte in de woorden van verweerder leest dat hij heeft voorgesteld een neutrale derde in te schakelen om (ook) het civielrechtelijke geschil op te lossen. Het betreft een “manipulatie” van de voorzitter, omdat onmiskenbaar was dat verweerder hier ook doelde op het civielrechtelijke geschil. 2.11    De voorzittersbeslissing is “de schadelijke voortzetting van het nepotisme waarmee [verweerder] dezelfde hand boven het hoofd wordt gehouden als bij voorgaande verweerders” in de zaken 20-861 en 20-862.2.12    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet expliciet en ondubbelzinnig op. 

3    FEITEN EN KLACHT3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.4.2    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk van onvoldoende gewicht bevonden. 4.3    De raad stelt vast dat in het verzetschrift en het pleidooi dat klager op 20 december 2021 bij de zitting van de raad heeft gehouden niet altijd duidelijk is of zijn ongenoegen over (voorzitters van) de raad gericht is tegen de voorzittersbeslissing in deze zaak of tegen de wijze van behandeling van eerdere klachtzaken. 4.4    Indien en voor zover klager heeft bedoeld ook nog andere gronden van verzet aan te voeren, geldt dat hij niet heeft voldaan aan zijn plicht als klager om het verzet duidelijk en ondubbelzinnig te formuleren.4.5    Klager heeft in zijn verzetschrift (ook) zijn ongenoegen verwoord over de voorzittersbeslissingen in de eerdere klachtzaken tegen de kantoorgenoten van verweerder en over het optreden van de voorzitter bij de behandeling van de verzetten tegen die voorzittersbeslissingen. Dit alles kan, wat er ook van zij, niet leiden tot gegrondheid van het verzet in deze zaak. 4.6    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 

BESLISSINGDe raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. C. Kraak, voorzitter, mrs. S. van Andel en R. Lonterman, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 januari 2022.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 17 januari 2022