Rechtspraak
Uitspraakdatum
29-11-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2021:387
Zaaknummer
21-746/AL/NN
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 29 november 2021 in de zaak 21-746/AL/NN naar aanleiding van de klacht van:
klaagster oververweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) van 10 september 2021 met kenmerk 2021KNN081/1470278, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6.
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Nadat bij beschikking van 10 maart 2021 de echtscheiding van klaagster was uitgesproken, heeft zij zich eind april 2021 tot verweerster gewend voor advies en bijstand in het kader van de partneralimentatie en de boedelverdeling. 1.2 Bij e-mail van 19 mei 2021 heeft verweerster de opdracht bevestigd en een voorschotnota verzonden. De nota heeft klaagster voldaan. 1.3 Op 11 juni 2021 hebben verweerster en klaagster een gesprek op het kantoor van verweerster gehad. 1.4 Bij e-mail van 12 juni 2021 heeft klaagster aan verweerster bericht dat zij haar opdracht intrekt. 1.5 Bij e-mail van 15 juni 2021 heeft verweerster op deze e-mail van klaagster gereageerd en haar een afsluitende nota gestuurd. 1.6 Op 15 juni 2021 heeft klaagster een klacht tegen verweerster ingediend die door mr. M. in zijn hoedanigheid van klachtenfunctionaris is behandeld. Mr. M. heeft op 16 juni 2021 op de klacht gereageerd. 1.7 Bij e-mail van 16 juni 2021 heeft klaagster haar excuses aan verweerster aangeboden en verweerster gevraagd om haar alsnog bij te staan ter afronding van haar zaak. In deze mail heeft klaagster verweerster ook bedankt voor wat zij heeft gedaan en geschreven dat zij er achter is gekomen dat verweerster geen verkeerde dingen heeft gedaan. 1.8 Op 18 juni 2021 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster dat zij: a) de inschrijving van de akte van berusting heeft geregeld, waardoor zij klaagster het recht om hoger beroep in te stellen, heeft ontnomen; b) bezig was met "oneerlijke werkjes". In het gesprek op 11 juni 2021 op het kantoor van verweerster was verweerster in plaats van met de zaak van klaagster bezig bewijsmateriaal te verzamelen ten behoeve van het UWV, het OM en het UMCG (medische adviezen en verslagen). Ook maakte zij in verband daarmee heimelijk onder de tafel een geluidsopname; c) een valse en niet officiële opdrachtbevestiging heeft opgesteld.
3 VERWEER 3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING Ad klachtonderdelen a), b) en c) 4.1 De voorzitter hanteert als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan, zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (HvD 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32). 4.2 Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De voorzitter toetst daarom of verweerster heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijke handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (HvD 3 april 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:80). 4.3 Klaagster maakt verweerster een aantal verwijten. Nu klaagster haar stellingen niet heeft onderbouwd en verweerster deze gemotiveerd en onderbouwd met bescheiden heeft betwist, is de juistheid van de verwijten van klaagster en daarmee de gegrondheid van de klacht niet komen vast te staan. Bovendien zit de opdrachtbevestiging waarover klaagster klaagt (klachtonderdeel c)) in het dossier en is het de voorzitter niet gebleken dat deze vals en niet officieel is, of anderszins niet aan de eisen voldoet. 4.4 De conclusie dat verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld wordt ook ondersteund door de inhoud van de e-mail van klaagster die zij twee dagen vóór het indienen van de klacht aan verweerster heeft gestuurd. In die e-mail biedt klaagster haar excuses aan voor haar onvriendelijk benadering, bedankt zij verweerster voor wat zij voor klaagster heeft gedaan, geeft zij aan dat verweerster geen verkeerde dingen heeft gedaan en vraagt zij verweerster om haar zaak af te ronden. 4.5 Gelet op het bovenstaande zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 november 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 29 november 2021