Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-10-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2021:374

Zaaknummer

20-233/AL/MN

Inhoudsindicatie

Verzetbeslissing. De voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 4 oktober 2021 in de zaak 20-233/AL/MN naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 24 augustus 2020 op de klacht van:

1. klager 2. klaagster klagers, ook: klager c.s. oververweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 22 maart 2019 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2 Op 31 maart 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 838217/MM/SD van de deken ontvangen. 1.3 Bij beslissing van 24 augustus 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde dag verzonden aan partijen. 1.4 Op 23 september 2020 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde dag ontvangen. 1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 5 juli 2021. Daarbij was verweerder aanwezig. Het op 2 juli 2021 door klagers ingediende verzoek om uitstel van de behandeling ter zitting is door de voorzitter afgewezen. Klagers zijn niet verschenen. 1.6 Klagers hebben op 5 juli 2021 een wrakingsverzoek tegen de voorzitter van de raad ingediend. Dit verzoek is door de wrakingskamer van de raad kennelijk ongegrond verklaard bij beslissing van 9 augustus 2021. 1.7 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2 VERZET 2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in: 2.2 De voorzitter heeft in de punten 4.5 tot en met 4.12 van de beslissing ten onrechte de beoordeling van een aantal klachten samengevoegd. Deze samenvoeging dekt de lading niet en is bovendien onvolledig. 2.3 Ten aanzien van hetgeen door de voorzitter is overwogen over klachtonderdelen a) en b) hebben klagers opgemerkt dat verweerder klagers specifiek heeft beschuldigd van vervalsing, terwijl een advocaat weet dat een strafrechtelijke beschuldiging onjuist is zolang daar geen gerechtelijke veroordeling aan ten grondslag ligt waaruit blijkt dat de beschuldigde schuldig is bevonden. In dit geval ontbreekt zelfs een aangifte. Nu verweerder informatie heeft verstrekt waarvan hij weet althans behoort te weten dat deze onjuist is, heeft verweerder zich onnodig grievend uitgelaten en het belang van klagers onevenredig geschaad. Verweerder heeft met dit alles inbreuk gemaakt op het recht van klagers op een eerlijk proces, zoals bedoeld in het eerste lid van artikel 6 van het EVRM. Door richting de notaris te stellen dat klagers zaken hebben vervalst, heeft verweerder zijn geheimhoudingsplicht geschonden. Bovendien heeft verweerder daarmee wederom onjuiste informatie verstrekt. 2.4 Ten aanzien van hetgeen is overwogen over klachtonderdeel c) hebben klagers opgemerkt dat het voor verweerder niet nodig was om klagers rechtstreeks te benaderen. Klagers hadden immers aan verweerder de naam van hun nieuwe advocaat doorgegeven en dus kon verweerder diens contactgegevens zelf op het internet opzoeken. 2.5 Ten aanzien van hetgeen is overwogen over klachtonderdelen e) en f) hebben klagers erop gewezen dat verweerder wist dat hij geen contact mocht onderhouden met de deskundige, omdat dit is vermeld in de rapportage waarvan verweerder stelt dat het de juiste rapportage betreft. Nu verweerder toch contact heeft gezocht met de deskundige, heeft hij klachtwaardig gehandeld. 2.6 Ten aanzien van hetgeen is overwogen over klachtonderdeel g) hebben klagers opgemerkt dat het niet aan verweerder is om te bepalen of hij wel of niet overgaat tot melding aan de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. Op het moment dat een advocaat het vermoeden heeft dat hij aansprakelijk zal worden gesteld, moet hij volgens de geldende gedragsregels een melding maken.  2.7 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komen klagers in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT 3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING 4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2 De raad is van oordeel dat de door klagers aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. 4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. H.K. Scholtens en M.W. Veldhuijsen, leden, bijgestaan door mr. W.E. Markus-Burger als griffier en uitgesproken in het openbaar op 4 oktober 2021.

Griffier                                              Voorzitter

Verzonden d.d. 4 oktober 2021