Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-02-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2021:354
Zaaknummer
20-109/AL/NN
Inhoudsindicatie
Klacht over eigen advocaat. Klaagster verwijt verweerder dat hij haar belangen gedurende zijn waarneming traag en niet adequaat heeft behartigd. De raad stelt allereerst vast dat uit de stukken blijkt dat verweerder wel degelijk klaagster als advocaat heeft bijgestaan. Dat hij dat heeft gedaan in het kader van een waarneming voor een andere advocaat, maakt dat niet anders. Op grond van de stukken concludeert de raad dat verweerder niet tijdig heeft gereageerd op e-mails van de advocaat van de wederpartij en dat hij klaagster onvoldoende op de hoogte heeft gehouden van de voortgang van haar zaak. Verweerder heeft daarmee niet gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De klacht wordt gegrond verklaard. Waarschuwing en proceskostenveroordeling.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 22 februari 2021in de zaak 20-109/AL/NNnaar aanleiding van de klacht van:
klaagster oververweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 14 mei 2019 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.1.2 Op 12 februari 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2019KNN070/912130 van de deken ontvangen.1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 4 december 2020. Daarbij waren klaagster en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 22. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail van 11 november 2020 met bijlagen van verweerder.
2 FEITEN 2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.2.2 Namens klaagster heeft mr. K. op 8 februari 2018 een verzoek tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap ingediend.2.3 De wederpartij werd in deze procedure bijgestaan door mr. P.2.4 Bij tussenbeschikking van 25 september 2018 van de rechtbank Noord-Nederland is het geregistreerd partnerschap ontbonden en is de beslissing met betrekking tot de verdeling van de gemeenschap van goederen aangehouden. De beschikking betreffende de ontbinding van het geregistreerd partnerschap is op 18 januari 2019 ingeschreven in de registers van de Burgerlijke stand.2.5 In verband met het vertrek van mr. K. bij W. Advocaten en aansluitend de ziekte van mr. W., heeft verweerder vanaf medio oktober 2018 tot 28 april 2019 een aantal zaken voor mr. W. waargenomen, waaronder de zaak van klaagster.2.6 Nadat de waarneming door verweerder was geëindigd, is de bijstand in de zaak van klaagster overgenomen door mr. B.2.7 Bij beschikking van 23 juli 2019 heeft de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, de verdeling vastgesteld als door partijen overeengekomen in het convenant tevens vaststellingsovereenkomst van 7 juni 2019.2.8 Verweerder is vanaf 31 december 2019 niet meer als advocaat werkzaam.
3 KLACHT 3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij de belangen van klaagster gedurende zijn waarneming traag en niet adequaat heeft behartigd. Zo heeft hij klaagster onvoldoende geïnformeerd over de voortgang van haar zaak, de advocaat van de wederpartij onjuist geïnformeerd en vervolgens niet gereageerd op de vragen van deze advocaat om opheldering daarover.
4 VERWEER 4.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd. Verweerder nam waar bij W. advocaten. Hij nam daar een aantal dossiers over, waaronder het dossier van klaagster. Verweerder was niet echt haar advocaat, maar een waarnemer. Hij voelde zich wel haar advocaat en hij heeft haar belangen behartigd. Volgens verweerder heeft hij de zaak uitvoerig met klaagster besproken en hebben ze wel veertig keer gebeld.4.2 Klaagster wilde alles zelf met haar ex-partner regelen en aangezien de partijen nog in overleg waren, had hij met mr. P afgesproken dat zij over en weer om aanhouding zouden verzoeken. Verweerder heeft handgeschreven telefoonaantekeningen gemaakt, maar die bevonden zich niet meer in het (geschoonde) dossier dat hij heeft ingezien. Voorts heeft hij meerdere gesprekken niet vastgelegd omdat hij daar geen tijd voor had omdat hij veel dossiers had overgenomen.
5 BEOORDELING 5.1 Allereerst stelt de raad vast dat uit de stukken blijkt dat verweerder wel degelijk klaagster als advocaat heeft bijgestaan. Dat hij dat heeft gedaan in het kader van een waarneming voor een andere advocaat, maakt dat niet anders.5.2 De raad hanteert hierbij als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (HvD 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32).Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De raad toetst daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijke handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (HvD 3 april 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:80).5.3 Klaagster verwijt verweerder in het bijzonder dat hij na zijn bericht van 14 november 2018 niets meer van zich heeft laten horen. Ook verwijt zij verweerder dat hij op verschillende e-mails van de advocaat van de wederpartij niet heeft gereageerd. Klaagster was in die tijd in de veronderstelling dat alles rond was. Pas door het verweerschrift van mr. P., raakte klaagster op de hoogte van de (niet beantwoorde) mails van mr. P. aan verweerder en van de omstandigheid dat de procedure nog liep. In verband met het uitblijven van een reactie van verweerder is de zaak bij de rechtbank aangehouden en heeft mr. P. uiteindelijk een verweerschrift ingediend. Zoals hierboven is weergegeven, heeft verweerder deze lezing van klaagster betwist.5.4 De raad overweegt dat een advocaat belangrijke afspraken, en soms ook een gegeven advies of informatie, schriftelijk dient vast te leggen. Indien de advocaat dit verzuimt, komt het bewijsrisico daaromtrent op hem te rusten. De raad stelt vast dat niet is gebleken dat verweerder afspraken, (telefonische) besprekingen met klaagster of adviezen schriftelijk heeft vastgelegd. Voor zover verweerder heeft willen bepleiten dat zijn aantekeningen zich wel in het dossier bevonden, maar buiten zijn schuld nu niet meer in het dossier zitten, is de raad van oordeel dat die stelling van verweerder onvoldoende is onderbouwd.5.5 Bij die stand van zaken gaat de raad uit van de juistheid van wat klaagster heeft verklaard. Die verklaring van klaagster wordt bovendien (deels) bevestigd door meerdere e-mailberichten van mr. P. waarin hij aan verweerder vraagt om te reageren. Op geen van die e-mails is door verweerder gereageerd. In zijn laatste mail geeft mr. P. - kort gezegd - ook aan dat hij genoodzaakt is een verweerschrift in te dienen, indien verweerder wederom niet zal reageren.5.6 Gelet op het bovenstaande constateert de raad dat verweerder niet tijdig heeft gereageerd op e-mails de advocaat van de wederpartij en dat hij klaagster onvoldoende op de hoogte heeft gehouden van de voortgang van haar zaak. Verweerder heeft daarmee niet gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De raad zal de klacht gegrond verklaren.
6 MAATREGEL 6.1 Gelet op de aard en de ernst van de verweten gedraging enerzijds en de omstandigheid dat verweerder niet eerder door de tuchtrechter is veroordeeld anderzijds, acht de raad de maatregel van waarschuwing passend en geboden.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING 7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50 aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:a) € 25,- aan forfaitaire reiskosten van klaagster,b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten enc) € 500,- kosten van de Staat.7.3 Verweerder moet het bedrag van € 25,- aan forfaitaire reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klaagster. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer 20-109/AL/NN.
BESLISSING De raad van discipline:- verklaart de klacht gegrond;- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 25,- aan klaagster, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.
Aldus beslist door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. G.N. Paanakker, M.J.J.M. van Roosmalen, H.K. Scholtens, P.S. van Zandbergen, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 22 februari 2021