Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-12-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2021:347

Zaaknummer

21-378/AL/NN

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat. Verweerster is klachtwaardig tekortgeschoten in haar informatieplicht. De raad mist een overzicht van de wensen van klager, de mogelijke juridische stappen, een advisering over de daarbij behorende kansen en risico's en een inschatting van de daaraan verbonden kosten. Klacht gedeeltelijk gegrond. Waarschuwing. 

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 13 december 2021in de zaak 21-378/AL/NNnaar aanleiding van de klacht van:

klager gemachtigde: mr. Van O.oververweerstergemachtigde: mr. K.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 13 mei 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.1.2 Op 29 april 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2020 KNN074/1171561 van de deken ontvangen.1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 29 oktober 2021. Daarbij waren klager, vergezeld door zijn gemachtigde, en verweerster, vergezeld door haar gemachtigde, aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6. Ook heeft de raad kennisgenomen van de brief met bijlagen van 14 oktober 2021 van de gemachtigde van verweerster.

2 FEITEN 2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.2.2 Klager heeft zich in oktober 2016 gewend tot verweerster om hem bij te staan in een geschil met zijn ex-partner omtrent de afwikkeling van een samenlevingsovereenkomst.2.3 In de op 7 november 2008 gesloten samenlevingsovereenkomst zijn partijen onder meer het volgende overeengekomen:

Gemeenschappelijke huishouding

Artikel 3

1. Partijen verplichten zich naar evenredigheid van hun netto inkomsten bij te dragen in de kosten van de gemeenschappelijke huishouding. (…)

Geschillen

Artikel 8

Alle geschillen welke tussen partijen mochten opkomen betreffende de uitleg van de bepalingen van deze overeenkomsten, zullen worden voorgelegd aan een onpartijdig persoon. Deze zal worden benoemd door partijen in onderling overleg en bij geschil door de kantonrechter, binnen wiens ressort de laatste gemeenschappelijke woonplaats van de meest gerede partij is gelegen. Partijen zijn verplicht zich te onderwerpen aan het oordeel van de genoemde onpartijdige persoon. Zijn oordeel wordt beschouwd als een bindend advies. (…)”

2.4 Verweerster heeft bij brief van 28 oktober 2016 de opdracht aan klager bevestigd om zijn belangen te behartigen met betrekking tot het geschil dat klager met zijn ex-partner had over de bijdrage in de kosten van de huishouding tijdens de samenleving. In de opdrachtbevestiging heeft verweerster het door haar gehanteerde uurtarief vermeld en aangegeven dat maandelijks een factuur zal worden gezonden.2.5 Op 14 april 2017 heeft verweerster aan klager een conceptdagvaarding toegezonden waarin namens klager benoeming van een arbiter die is aangesloten bij het Nederlands Arbitrage Instituut (NAI) is gevorderd. Deze vordering is gebaseerd op artikel 8 van de samenlevingsovereenkomst. Klager heeft gesteld een vordering op zijn ex-partner te hebben omdat zijn ex-partner tijdens de samenleving inkomen voor hem heeft verzwegen en niet naar evenredigheid heeft bijgedragen in de kosten van de gemeenschappelijke huishouding, als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de samenlevingsovereenkomst. Uit dien hoofde heeft klager gesteld een vordering ter hoogte van ruim € 41.000,- op zijn ex-partner te hebben. De door verweerster in concept opgestelde dagvaarding is op dat moment nog niet uitgebracht.2.6 Nadat de zaak enige tijd had stilgelegen, heeft verweerster op verzoek van klager aan de onder 2.5 vermelde conceptdagvaarding een vordering toegevoegd, namelijk de vordering om de ex-partner te veroordelen tot betaling van € 10.000,- wegens overbedeling ter zake van de gemeenschappelijke inboedel. De dagvaarding is vervolgens op 19 juli 2018 uitgebracht.2.7 Op 21 mei 2019 is bij de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland een comparitie van partijen gehouden, bij gelegenheid waarvan een vaststellingsovereenkomst is gesloten om een aantal goederen aan klager af te geven.2.8 Bij vonnis van 27 augustus 2019 heeft de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, beide vorderingen afgewezen. De vordering een arbiter te benoemen is afgewezen, omdat de arbitrageovereenkomst in de samenlevingsovereenkomst alleen betrekking heeft op de uitleg van de bepalingen van de overeenkomst, terwijl het geschil dat klager aan de arbiter wilde voorleggen de naleving daarvan betreft. De vordering tot betaling van € 10.000,- is onder meer afgewezen omdat klager zijn financiële aanspraken onvoldoende heeft onderbouwd.2.9 Verweerster heeft voor haar werkzaamheden een bedrag van in totaal € 13.195,58 bij klager in rekening gebracht.

3 KLACHT 3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:a) onvoldoende transparantie te betrachten omtrent de oplopende advocatenkosten. Klager is vooraf niet geïnformeerd over de te verwachten kosten van de procedure.ToelichtingVerweerster heeft een opdrachtbevestiging aan klager gezonden waarin de gemaakte afspraken summier zijn vastgelegd en verder alleen een uurtarief is vermeld. Er is geen maximaal budget afgesproken en er is geen kostenbegroting gemaakt.b) geen kosten/batenafweging met klager te bespreken en klager onvoldoende te wijzen op de aanzienlijke risico’s die de (niet kansrijke) procedure met zich meebracht. Verweerster heeft geen inschatting gegeven van de proceskansen en het procesrisico. Zij is tekort geschoten in haar voorlichtende taak.ToelichtingVerweerster had klager erop moeten wijzen dat de vordering tot betaling van € 10.000,- onder meer vanwege het ontbreken van bewijsstukken matige proceskansen had, terwijl de procedure een aanzienlijk kostenrisico met zich meebracht. Daarnaast heeft verweerster een onjuiste inschatting gemaakt van de proceskansen met betrekking tot de bepaling uit de samenlevingsovereenkomst en het benoemen van een arbiter, hetgeen duidelijk naar voren komt in het eindvonnis van de kantonrechter.c) naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid excessief te declareren. Het in rekening gebrachte bedrag overstijgt ook het financiële belang in de zaak.ToelichtingIn de gevoerde procedure is een bedrag van € 10.000,- gevorderd. In totaal is door verweerster een bedrag van € 13.195,58 gefactureerd voor haar werkzaamheden. De gefactureerde werkzaamheden overstijgen derhalve het financiële belang van de zaak.

4 VERWEER 4.1 Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.Klachtonderdeel a)4.2 Verweerster heeft in haar opdrachtbevestiging haar uurtarief kenbaar gemaakt, onder vermelding van het feit dat het in rekening te brengen honorarium zou worden berekend op basis van het aantal gewerkte uren. Klager wist dus dat werd gedeclareerd op uurbasis en was in ieder geval door de maandelijkse declaraties en de daarbij behorende specificaties gedetailleerd op de hoogte van de aard en omvang van verrichte werkzaamheden. Klager heeft tegen de maandelijkse facturen – behalve tegen de laatste – nooit bezwaar gemaakt. Er is inderdaad geen maximaal budget afgesproken; daar is ook nooit om gevraagd.Klachtonderdeel b)4.3 Verweerster heeft erop gewezen dat alle te nemen stappen aan klager zijn voorgelegd en met hem zijn besproken. Aanvankelijk was alleen sprake van de vordering tot benoeming van een arbiter, die ertoe strekte in die procedure de ex-partner van klager ertoe te verplichten volledige openheid in haar financiële situatie te geven, omdat zij volgens klager bij de verdeling inkomsten had achtergehouden. Verweerster heeft erkend dat zij voorafgaand aan de procedure niet heeft gewezen op het specifieke risico dat de kantonrechter de vordering tot benoeming van een arbiter niet zou toewijzen omdat in de samenlevingsovereenkomst bindende arbitrage is overeengekomen voor geschillen over de uitleg van de bepalingen, terwijl dit geschil de naleving van de bepalingen betrof. Verweerster is hier niet op beducht geweest en had dat ook niet hoeven te zijn. Het betreffende verweer is door de wederpartij pas bij conclusie van antwoord gevoerd en verweerster is verrast door het feit dat de kantonrechter dit verweer zonder veel omhaal en op grond van louter (beperkte) tekstuele uitleg heeft gehonoreerd. Een dergelijke uitleg doet naar de mening van verweerster geen recht aan de strekking van de arbitrageclausule.4.4 Met betrekking tot de later toegevoegde vordering van € 10.000,- wegens overbedeling, heeft verweerster het volgende aangevoerd. Deze vordering is, zoals uitvoerig met klager is besproken, om praktische redenen ingesteld. In feite ging het klager om de hem toekomende zaken, maar er is voor de geldvordering gekozen omdat verdeling bij de rechtbank moet worden gevorderd en benoeming van een arbiter bij de kantonrechter. Door een en ander op deze wijze te combineren werden klager de kosten van twee afzonderlijke procedures bespaard. De vordering was gebaseerd op de opgaven van klager omtrent de hem toekomende eigendomsrechten op verschillende zaken. Verweerster heeft klager meermaals uitdrukkelijk erop gewezen dat hij deze aanspraken moest kunnen bewijzen. Klager heeft daar goede nota van genomen, maar klager was uiteindelijk duidelijk in zijn e-mail van 1 juni 2018: “Er komen geen rekeningafschriften, starten zonder het inboedel stuk”. De afwijzing van deze vordering kan dan ook voor klager geen verrassing zijn geweest. Klager heeft vastgehouden aan zijn financiële aanspraken ter zake, terwijl hij deze zelf niet kon staven.Klachtonderdeel c)4.5 Verweerster heeft aangevoerd dat de klacht dat excessief is gedeclareerd in het geheel niet is onderbouwd. Gelet op het omvangrijke dossier - in totaal zes dossiermappen – is daarvan geen sprake. Verweerster heeft veel aandacht moeten besteden aan de selectie, ordening en verwerking van de door klager aangeleverde grote hoeveelheid en zeer ongeordende informatie, ook in de vorm van besprekingen daarvan met klager. Bovendien leverde hij de informatie vaak pas op het laatste moment aan. Verder is ten onrechte door klager aangevoerd dat de declaratie het financiële belang van de zaak overstijgt, aangezien de eerste vordering ertoe strekte in een procedure zijn ex-partner te bewegen om openheid van zaken te geven over volgens klager achtergehouden inkomsten, die door klager werden geschat op ruim € 41.000,-. Verweerster heeft er nog op gewezen dat vanwege de teleurstellende uitkomst van de procedure klager is aangeboden een substantieel deel van de door verweerster in de laatste fase verrichte werkzaamheden te crediteren, maar dat klager van deze handreiking geen gebruik heeft gemaakt.

5 BEOORDELING Klachtonderdelen a) en b) 5.1 Klachtonderdelen a) en b) lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.5.2 Ingevolge Gedragsregel 16 dient een advocaat ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen.5.3 Verweerster heeft bij brief van 28 oktober 2016 haar opdracht aan klager bevestigd. Aangezien de opdracht op dat moment nog beperkt en weinig concreet was, heeft verweerster klager naar het oordeel van de raad daarmee destijds voldoende geïnformeerd. Toen echter het geschil een andere kant op ging en werd gekozen voor het voeren van een gerechtelijke procedure met twee verschillende vorderingen, voldeed deze summiere opdrachtbevestiging niet langer. Naar het oordeel van de raad had verweerster op dat moment weerstand moeten bieden aan de haast van klager om de procedure bij de kantonrechter te starten en eerst het een en ander schriftelijk aan hem moeten bevestigen. De raad mist in het klachtdossier een overzicht van de wensen van klager, de mogelijke juridische stappen, een advisering over de daarbij behorende kansen en risico’s en een inschatting van de daaraan verbonden kosten. Verweerster had in een dergelijk overzicht in ieder geval ook ervoor moeten waarschuwen dat, als de kantonrechter een arbiter zou benoemen, aan arbitrage door een arbiter die is aangesloten bij het NAI voor een particulier zeer hoge kosten verbonden zijn. Door het ontbreken van deze schriftelijke voorlichting kunnen bij klager onjuiste verwachtingen zijn ontstaan over de slagingskansen en (financiële) gevolgen van de te starten procedure. De raad is van oordeel dat verweerster klachtwaardig is tekortgeschoten in haar informatieplicht, zoals bedoeld in Gedragsregel 16. De klachtonderdelen a) en b) zullen om die reden gegrond worden verklaard.Klachtonderdeel c)5.4 De raad stelt voorop dat de tuchtrechter waakt tegen excessief declareren. Of een declaratie als excessief moet worden aangemerkt, hangt af van alle omstandigheden van het geval.5.5 De raad heeft op grond van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht niet kunnen vaststellen dat sprake is van excessief declareren. Tussen partijen is een uurtarief afgesproken en verweerster heeft maandelijks gespecificeerde declaraties gezonden. Klager heeft de declaraties, afgezien van de laatste, ook voldaan. Verweerster heeft in haar verweer de hoogte van de kosten naar het oordeel van de raad voldoende kunnen verantwoorden. Feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de bij klager in rekening gebrachte tijd buitensporig zou zijn, zijn de raad niet gebleken. Klachtonderdeel c) zal ongegrond worden verklaard.

6 MAATREGEL 6.1 Klachtonderdelen a) en b) zijn gegrond. Gelet op het feit dat verweerster niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel opgelegd heeft gekregen, kan naar het oordeel van de raad worden volstaan met de oplegging van de maatregel van waarschuwing.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING 7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:a) € 50,- aan forfaitaire reiskosten van klager,b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten enc) € 500,- kosten van de Staat.7.3 Verweerster moet het bedrag van € 25,- aan forfaitaire reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.7.4 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer 21-378/AL/NN.

BESLISSING De raad van discipline:- verklaart de klachtonderdelen a) en b) gegrond;- verklaart klachtonderdeel c) ongegrond;- legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;- veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.

Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. S.J. de Vries en S.M. Bosch-Koopmans, leden, bijgestaan door mr. W.E. Markus-Burger als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 december 2021.

Griffier                                                       Voorzitter

Verzonden d.d. 13 december 2021