Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-12-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2021:332

Zaaknummer

20-555/AL/MN

Inhoudsindicatie

In deze verzetzaak bleek dat de voorzitter zich heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. Ter zitting meldde verweerster dat zij wel degelijk contact had gehad met klaagster over op te maken huwelijkse voorwaarden en telefonisch vragen van klaagster over die voorwaarden heeft beantwoord. In de procedure bij de deken had zij zulks ontkent. Daarom heeft de raad het verzet gegrond verklaard en alsnog geoordeeld over het onderdeel van de klacht dat daarop zag. Klaagster verweet verweerster zich schuldig te hebben gemaakt aan belangenverstrengeling toen ze – jaren later - voor klaagsters ex-echtgenoot tegen klaagster is opgetreden in de echtscheidingsprocedure. De raad is van oordeel dat van belangenverstrengeling niet gesproken kan worden. Er is geen advocaat-cliënt relatie ontstaan tussen klaagster en verweerster door het beantwoorden van vragen. Daarom was het verweerster toegestaan om in de echtscheidingsprocedure (op de achtergrond) tegen klaagster op te treden. Dit onderdeel van de klacht is daarom (eveneens) ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 6 december 2021in de zaak 20-555/AL/MNnaar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 8 februari 2021 op de klacht van:

klaagster oververweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 1 april 2020 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.1.2 Op 17 juli 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z1107690/MM/SD van de deken ontvangen.1.3 Bij beslissing van 8 februari 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 8 februari 2021 verzonden aan partijen.1.4 Op 4 maart 2021 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 4 maart 2021 ontvangen.1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 11 oktober 2021. Daarbij waren klaagster en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift van klaagster.

2 VERZET 2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:2.2 Verweerster heeft de huwelijkse voorwaarden die in 2008 tussen partijen zijn gemaakt, opgesteld en zij kon daarom niet als mediator optreden bij de echtscheiding tussen klaagster en haar toenmalige echtgenoot.

3 FEITEN 3.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten:3.2 Klaagster is vanaf 2014 gewikkeld in een echtscheidingsprocedure. De wederpartij is bijgestaan door verweerster. Klaagster is door diverse advocaten bijgestaan.

4 KLACHT 4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende.a) Verweerster heeft een opdracht van een andere cliënt overgedragen aan klaagsters advocaat. Daarom heeft klaagster zich tot een nieuwe advocaat moeten wenden. Klaagster meent dat er hierdoor sprake is geweest van belangenverstrengeling.b) Door toedoen van verweerster heeft de mediation tussen haar en haar toenmalige echtgenoot vijf jaren geduurd. Zij heeft niet integer opgetreden en de normatieve grenzen overschreden.c) Verweerster heeft leugens en verweren verspreid die klaagster als moeder in een kwaad daglicht stellen.d) Door op te treden voor klaagsters toenmalige echtgenoot heeft verweerster zich schuldig gemaakt aan belangenverstrengeling want verweerster heeft de huwelijkse voorwaarden tussen de voormalige echtlieden opgesteld.

5 VERWEER 5.1  Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.Klachtonderdeel a)5.2 Verweerster heeft een cliënte die op zoek was naar een mannelijke advocaat doorverwezen naar klaagsters raadsman. De doorverwijzing dateert van juli 2017 terwijl klaagsters advocaat in ieder geval in november 2018 nog voor haar optrad.Klachtonderdeel b)5.3 De verwijten van klaagster dat verweerster niet integer is heeft klaagster niet met feiten onderbouwd zodat verweerster zich daartegen slecht kan verweren. Zij heeft in het belang van partijen en hun kinderen hen naar een mediator verwezen. Verweerster is de man daarbij op de achtergrond blijven adviseren.Klachtonderdeel c)5.4 Verweersters ontkent leugens te hebben gebezigd. Klaagster heeft dit verwijt niet onderbouwd met concrete voorbeelden.Ad klachtonderdeel d)5.5 Verweerster ontkent dat zij huwelijkse voorwaarden heeft opgesteld voor klaagster en haar toenmalige echtgenoot. Met klaagster heeft zij ten tijde van de huwelijkssluiting nooit contact gehad.

6 BEOORDELING VAN HET VERZET 6.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.6.2 Het verzet van klaagster richt zich uitdrukkelijk tegen het feit dat de voorzitter er in zijn beslissing vanuit is gegaan dat verweerster de huwelijkse voorwaarden van klaagster en haar toenmalige echtgenoot niet heeft opgesteld en dat zij nooit contact daarover met klaagster heeft gehad. Ter zitting heeft verweerster erkend dat zij wel degelijk toentertijd contact met klaagster heeft gehad en telefonisch vragen van klaagster over die voorwaarden heeft beantwoord. Naar het oordeel van de raad heeft de voorzitter met dit feit bij de beoordeling geen rekening kunnen houden en had dit feit kunnen leiden tot een (gedeeltelijke) gegrondverklaring van de klacht.6.3 Het verzet is daarom in zoverre gegrond. Voor zover klaagster met een algemeen luidende klacht beoogd heeft tevens verzet te doen aanzien van de overige klachtonderdelen, verwerpt de raad het verzet nu de gronden van het verzet op deze wijze onvoldoende zijn onderbouwd. De beslissing van de voorzitter is naar het oordeel van de raad op de juiste feiten gebaseerd en de juiste maatstaf is daarbij toegepast.

7 BEOORDELING VAN DE KLACHT 7.1 Aangezien het verzet zich slechts richt tegen de overweging van de voorzitter over de onder d) geformuleerde klacht zal de raad dit onderdeel van de klacht opnieuw beoordelen.Klachtonderdeel d)7.2 Klaagster verwijt verweerster onder verwijzing naar Gedragsregel 15 dat deze zich schuldig heeft gemaakt aan belangenverstrengeling door na de huwelijkse voorwaarden voor klaagster en haar toenmalige echtgenoot te hebben opgesteld, in de echtscheidingsprocedure als advocaat voor de echtgenoot op te treden. Gedragsregel 15 houdt onder meer in dat het een advocaat niet is toegestaan om tegen een cliënt of een voormalig cliënt op te treden. Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting is de raad van oordeel dat verweerster zich niet schuldig heeft gemaakt aan belangenverstrengeling. Klaagster heeft gelet op het uitdrukkelijke betwisting door verweerster onvoldoende aangetoond dat verweerster huwelijkse voorwaarden heeft opgesteld nog los van het feit dat huwelijkse voorwaarden dienen te worden opgesteld en vastgelegd in een door een notaris te passeren akte. Wel is komen vast te staan door de erkenning ter zitting door verweerster, dat op haar advies - op verzoek en in opdracht van de man - de huwelijkse voorwaarden zijn aangepast, alsmede dat er over deze (aanpassing van de) voorwaarden contact is geweest tussen klaagster en verweerster. Dat betekent echter niet dat er tussen hen een advocaat-cliënt relatie is ontstaan waardoor het verweerster niet toegestaan was om in de echtscheidingsprocedure (op de achtergrond) vóór de toenmalige echtgenoot en tegen klaagster op te treden. Ook is niet anderszins van een advocaat-cliënt relatie tussen klaagster en verweerster gebleken.Dit onderdeel van de klacht is daarom ongegrond.

BESLISSING De raad van discipline:- verklaart het verzet met betrekking tot klachtonderdeel d) gegrond;-  verklaart klachtonderdeel d) alsnog ongegrond;- verklaart het verzet voor het overige ongegrond.

Aldus beslist door mr. mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. F.B.M. van Aanhold en P.Th. Mantel, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 december 2021.

Griffier                                                         Voorzitter

Verzonden d.d. 6 december 2021