Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-12-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2021:315

Zaaknummer

21-680/AL/NN

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht van de vader als belanghebbende in de procedure van zijn dochter tegen de cliënt van verweerster. Verweerster heeft met de door haar gebruikte algemene bewoordingen in haar e-mail namens haar cliënt aan de rechtbank over de aanwezigheid van klager op een zitting de grenzen van de haar toekomende vrijheid niet overschreden. Dat zij haar cliënt tot verzending van die e-mail heeft opgehitst of daarmee de privacy van klager heeft geschonden, is de voorzitter niet gebleken. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 6 december 2021in de zaak 21-680/AL/NNnaar aanleiding van de klacht van:

klager oververweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) van 11 augustus 2021 met kenmerk 2021 KNN049/1380499, door de raad digitaal ontvangen op  diezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6.

1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.1.1 De dochter van klager, mevrouw M, heeft beroep ingesteld bij de bestuursrechter van de rechtbank Rotterdam tegen een beslissing van Justis betreffende de naamswijziging van haar dochter.1.2 De ex-man van mevrouw M, de heer W, is als belanghebbende door de rechtbank in de gelegenheid gesteld de zitting van 4 mei 2021 bij te wonen. De heer W heeft zich daarover door verweerster laten adviseren.1.3 Mevrouw M heeft op 12 april 2021 aan de rechtbank verzocht om haar vader, klager, mee te mogen nemen naar de zitting van 4 mei 2021.1.4 Bij e-mail van 14 april 2021 heeft verweerster namens haar cliënt het volgende aan de rechtbank Rotterdam geschreven:

“In bovengenoemde zaak heeft cliënt kennisgenomen van het verzoek van [mevrouw M] d.d. 12 april 2021 of zij haar vader, [klager], mag meenemen naar de zitting.

Cliënt maakt bezwaar tegen de aanwezigheid van [klager] ter zitting van 4 mei 2021, mede gelet op gedragingen van hem jegens cliënt bij voorgaande zittingen.

Met het oog op de coronamaatregelen acht cliënt het van belang dat er niet meer mensen aanwezig zijn dan strikt noodzakelijk voor de behandeling van de zaak.

In het vertrouwen u hiermede voldoende te hebben ingelicht.”

1.5 Hierop heeft mevrouw M per e-mail van 15 april 2021 aan de rechtbank laten weten dat zij zonder advocaat procedeert en daarom haar vader bij de zitting nodig heeft. Ook heeft zij daarin gemeld dat zij in het belang van haar dochter procedeert, en niet voor haar ex-man, en haar onduidelijk is welke gedragingen van haar vader jegens haar ex-man worden bedoeld.1.6 Bij brief van 16 april 2021 heeft de rechtbank aan verweerster meegedeeld geen reden te zien om klager te weigeren om de zitting op 4 mei 2021 bij te wonen.1.7 Op 16 april 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.1.8 Op de zitting van 4 mei 2021 is (ook) klager aanwezig geweest. De cliënt van verweerster heeft de zitting niet bijgewoond. Ook verweerster was daarbij niet aanwezig.

2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:in haar e-mailbericht van 14 april 2021 aan de rechtbank als bezwaar tegen de aanwezigheid van klager op de zitting van 4 mei 2021 aan te geven de vermeende misdragingen van klager jegens haar cliënt bij voorgaande zittingen, waarmee zij klager heeft geprobeerd bij derden immaterieel te beschadigen en ook zijn privacy heeft geschonden.2.2 Ter toelichting heeft klager aangevoerd dat verweerster opnieuw, ook al in december 2015, heeft geprobeerd om hem bij derden te beschadigen door onwaarheden over hem te verkondigen. Zij had daarvoor geen enkel bewijs. Daarom had zij haar cliënt moeten afraden om tegen de aanwezigheid van klager op de zitting bezwaar te maken. Zij heeft echter haar cliënt, die geen partij was maar slechts als belanghebbende bij de zitting aanwezig mocht zijn, opzettelijk opgehitst om bezwaar te maken tegen zijn terechte aanwezigheid bij de zitting van zijn dochter. Als gevolg van haar gewraakte e mail heeft de rechter hem bij de aanvang van de zitting gewaarschuwd dat hij zich diende te gedragen, terwijl ‘toevallig’ ook vier parketwachten in de zittingszaal aanwezig waren.

3 VERWEER De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING 4.1 De voorzitter stelt vast dat het gaat om het handelen van de advocaat die niet de advocaat van de wederpartij van klager was, maar van de belanghebbende in de procedure van de dochter van klager waarbij ook klager betrokken was. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over (voor zover hier van belang) een betrokken derde, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van (voor zover hier van belang) een betrokken derde onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.4.2 Verweerster heeft in haar verweer aangevoerd dat het een grondrecht was voor haar cliënt, de heer W, om zich door een advocaat te laten bijstaan. Het stond haar vrij om namens haar cliënt in de gewraakte e-mail aan de rechtbank aan te geven wat hij wenselijk achtte.4.3 Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster met de gebruikte algemene bewoordingen over klager in haar e-mail van 14 april 2021 niet de grenzen van de haar toekomende vrijheid, als hiervoor onder 4.1 omschreven, overschreden. Dat zij haar cliënt daartoe heeft opgehitst, is de voorzitter uit de stukken niet gebleken. Evenmin is de voorzitter gebleken dat verweerster door het versturen van de gewraakte e-mail de privacy van klager heeft geschonden. Verweerster diende als partijdige belangenbehartiger van haar cliënt op zijn verzoek te reageren op de e-mail van de dochter van klager van 12 april 2021, waarin klager uitdrukkelijk werd genoemd.4.4 Nu van een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerster jegens klager geen sprake is geweest, zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren. 

BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 december 2021.

Griffier                            Voorzitter

Verzonden d.d. 6 december 2021