Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-12-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2021:320

Zaaknummer

21-820/AL/MN

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerder mocht de betreffende rapportages delen met de eigen deskundige. Dat hij de rapportages heeft gedeeld met de broer van klager, heeft de voorzitter niet kunnen vaststellen.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 13 december 2021in de zaak 21-820/AL/MNnaar aanleiding van de klacht van:

klager gemachtigde: [mw. J]over:verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 12 oktober 2021 met kenmerk Z 1274533/BD/SD, door de raad ontvangen op 12 oktober 2021, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.

1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.1.1 Klager is met een wederpartij verwikkeld (geweest) in een civiele procedure bij de kantonrechter over het sluiten van een koopovereenkomst en het ondertekenen van een leveringsakte. Partijen twisten over de vraag of klager op dat moment wel of niet wilsbekwaam was. De wederpartij wordt bijgestaan door verweerder.1.2 Bij vonnis van de kantonrechter van 4 juli 2019 zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige. Partijen hebben hier overeenstemming over bereikt.1.3 Bij vonnis van de kantonrechter van 31 oktober 2019 is de deskundige benoemd en is hem gevraagd advies uit te brengen aan de hand van een aantal nader geformuleerde vragen.1.4 Op 22 mei 2020 heeft de deskundige zijn deskundigenbericht uitgebracht en aan de kantonrechter gezonden, zonder partijen in de gelegenheid te stellen opmerkingen te plaatsen en verzoeken in te dienen.1.5 Op 23 juli 2020 heeft klagers advocaat een conclusie na deskundigenbericht ingediend en verzocht de vorderingen toe te wijzen.1.6 Voor de rolzitting van 8 oktober 2020 heeft verweerder een conclusie na deskundigenbericht ingediend en verzocht een nieuwe deskundige te benoemen en getuigen te horen. In zijn conclusie heeft verweerder onder meer geschreven:

“Omdat er veel twijfel bestaat over de juistheid van de conclusies van [deskundige], heeft [wederpartij] zelf contact gezocht met de familie van [klager].”

Verweerder heeft bij zijn conclusie een beoordeling van een door verweerder gevraagde deskundige over de kwaliteit van het deskundigenbericht overgelegd, alsmede een verklaring van de broer van klager.1.7 Klagers advocaat heeft een akte uitlaten producties ingediend voor de rolzitting van 5 november 2020, waarin hij vraagt de beoordeling van de eigen deskundige van verweerder en de verklaring van de broer van klager buiten beschouwing te laten.1.8 Op 3 november 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.1.9 Bij vonnis van 17 december 2020 heeft de kantonrechter bepaald dat de benoemde deskundige een nadere rapportage dient uit te brengen. In het vonnis is onder meer overwogen:

“De kantonrechter ziet geen grond om te bepalen dat het door [wederpartij] overgelegde rapport van [arts] buiten beschouwing dient te worden gelaten.“

1.10 Op 16 februari 2021 heeft de benoemde deskundige de nadere rapportage in concept aan beide partijen toegezonden en hen in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken en vragen te stellen.1.11 Op 11 maart 2021 heeft de deskundige van verweerder de nadere rapportage van de benoemde deskundige beoordeeld aan de hand van vragen van verweerder. Verweerder heeft vervolgens aan de hand daarvan nadere vragen aan de deskundige gesteld.1.12 Op 24 maart 2021 heeft de deskundige zijn nadere rapportage uitgebracht en toegezonden aan de kantonrechter.

2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij zonder overleg, voor de uitspraak van de rechter, vertrouwelijke informatie heeft gedeeld met derden, waardoor er sprake is van schending van klagers privacy. Verweerder heeft het rapport gedeeld met een eigen deskundige en de broer van klager, aldus klager.

3 VERWEER 3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING 4.1 De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klager. Dit betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten naar voren brengt waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet in ogenschouw worden genomen dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.4.2 Vast staat dat verweerder het rapport van de benoemde deskundige van 22 mei 2020, alsmede het concept rapport van 16 februari 2021 heeft gedeeld met een eigen deskundige. De voorzitter is van oordeel dat verweerder daarmee niet onbetamelijk heeft gehandeld. Verweerder mocht de betreffende rapportages in het belang van zijn cliënt laten toetsen door een nadere deskundige, waarbij de voorzitter opmerkt dat deze nadere deskundige een arts is en daarmee gehouden is aan zijn geheimhoudingsplicht. Dat partijen gezamenlijk voor de betreffende benoemde deskundige hebben gekozen, doet niet af aan het recht van verweerders cliënt om de rapportages van de benoemde deskundige te laten toetsen. Daarbij merkt de voorzitter nog op dat ook de kantonrechter aanvullend onderzoek naar aanleiding van de eerste rapportage van de benoemde deskundige noodzakelijk achtte. Verweerder heeft dan ook niet klachtwaardig gehandeld door het rapport met de eigen deskundige te delen. De klacht is in zoverre kennelijk ongegrond.4.3 Voor zover het verwijt ziet op het delen van het rapport van de benoemde deskundige met de broer van klager, geldt dat de voorzitter niet kan vaststellen dat verweerder dit rapport met de broer gedeeld heeft. Klager stelt dit, maar onderbouwt dit niet. Verweerder heeft dit betwist en stelt dat zijn cliënt zelf contact heeft gezocht met de broer van klager. Dat verweerder het rapport met de broer van klager heeft gedeeld, is daarom niet komen vast te staan. De klacht is daarom ook voor het overige kennelijk ongegrond.4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 december 2021.

Griffier                                                            Voorzitter

Bij afwezigheid van mr. C.M. van de Kampis deze beslissing ondertekend doormr. M.M. Goldhoorn (griffier)

Verzonden d.d. 13 december 2021