Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-11-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2021:325

Zaaknummer

20-939/AL/OV

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing. De klacht houdt in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld doordat hij niet transparant is geweest over voor wie hij de belangen behartigde. De raad ziet omstandigheden op grond waarvan klaagster de indruk kan hebben gekregen dat verweerder ook de advocaat van haar was. Verweerder heeft zijn rekening ook naar klaagster gestuurd. Voorts heeft hij - zonder dat zijn eigen cliënt daarbij aanwezig was - op zijn kantoor overleg gevoerd met klaagster, waarbij haar wensen zijn besproken en waarbij er is gekeken of partijen er onderling konden uitkomen. Ten slotte heeft verweerder nooit een brief aan klaagster gestuurd waarin hij zijn rol duidelijk heeft omschreven, hetgeen wel van hem verwacht mocht worden. Klacht gegrond. Waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 22 november 2021in de zaak 20-939/AL/OVnaar aanleiding van de klacht van:

klaagster oververweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Op 15 mei 2020 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.1.2    Op 30 november 2020 heeft de raad het klachtdossier van de deken ontvangen.1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 24 september 2021. Daarbij was verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6.

2    FEITEN 2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.2.2    Klaagster en haar ex-partner, de heer T., hebben een echtscheidingsprocedure gevoerd.2.3    Verweerder heeft vanaf augustus 2019 T. in die procedure bijgestaan. Verweerder is een vriend van T.2.4    Op 7 september 2019 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen klaagster en T. in aanwezigheid van familieleden.2.5    Op 30 september 2019 hebben klaagster en verweerder telefonisch contact gehad en een afspraak gemaakt.2.6    Op 10 oktober 2019 hebben klaagster en verweerder een bespreking op het kantoor van verweerder gehad. T. was daar niet bij aanwezig.2.7    Verweerder heeft een ouderschapsplan en een echtscheidingsconvenant opgesteld, door partijen ondertekend op 19 november 2019, en heeft uiteindelijk op 20 november 2019 een eenzijdig verzoek tot echtscheiding namens T. ingediend bij de rechtbank.2.8    Op 12 december 2019 is de echtscheiding uitgesproken en op 23 december 2019 is deze ingeschreven bij de burgerlijke stand van de gemeente Zwolle.

3    KLACHT De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij niet transparant is geweest over voor wie hij de belangen behartigde.

4    VERWEER Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd. Klaagster was op de hoogte van het feit dat hij als advocaat optrad voor T. en niet voor klaagster. Dit heeft hij tegen klaagster gezegd en dat bleek ook uit de correspondentie en het verzoekschrift.

5    BEOORDELING 5.1    De raad stelt voorop dat de tuchtrechter het handelen of nalaten van de advocaat over wie geklaagd wordt dient te toetsen aan de norm van artikel 46 Advocatenwet. De gedragsregels voor advocaten vormen daarbij een richtlijn, maar of het niet naleven van een gedragsregel ook tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen oplevert, hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt per geval door de tuchtrechter beoordeeld.5.2    Gedragsregel 9 bepaalt dat een advocaat ervoor zorg dient te te dragen dat geen misverstand kan bestaan over de hoedanigheid waarin hij in een gegeven situatie optreedt.5.3    Verweerder heeft verklaard dat hij alleen T. en niet ook klaagster als advocaat heeft bijgestaan en een aantal omstandigheden genoemd op grond waarvan klaagster dat moet hebben geweten. De raad ziet echter ook omstandigheden op grond waarvan klaagster de indruk kan hebben gekregen dat verweerder ook de advocaat van haar was. Verweerder heeft zijn rekening ook naar klaagster gestuurd. Voorts heeft hij - zonder dat zijn eigen cliënt daarbij aanwezig was - op zijn kantoor overleg gevoerd met klaagster, waarbij haar wensen zijn besproken en waarbij er is gekeken of partijen er onderling konden uitkomen. Verweerder heeft gesteld dat hij in dit gesprek aan klaagster heeft verteld dat hij alleen advocaat van T. is. Verweerder heeft dit echter niet schriftelijk vastgelegd. De raad kan daardoor - mede gelet op de betwisting van klaagster - niet vaststellen of verweerder dit inderdaad heeft gezegd. Ten slotte heeft verweerder nooit een brief aan klaagster gestuurd waarin hij zijn rol duidelijk heeft omschreven, hetgeen wel van hem verwacht mocht worden.5.4    De raad is gelet op de in 5.3 genoemde omstandigheden van oordeel dat verweerder onvoldoende duidelijk tegenover klaagster is geweest over de hoedanigheid waarin hij is opgetreden. Dat handelen en nalaten van verweerder is in strijd met artikel 46 Advocatenwet, zoals uitgewerkt in Gedragsregel 9. De klacht zal daarom gegrond worden verklaard.

6    MAATREGEL Verweerder heeft er in onvoldoende mate zorg voor gedragen dat er geen misverstand kan bestaan over de hoedanigheid waarin hij heeft opgetreden. Zoals hierboven is overwogen, heeft verweerder daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. In het voordeel van verweerder houdt de raad er rekening mee dat niet is gebleken dat hij in de zaak van klaagster in haar nadeel heeft gehandeld. Voorts wordt er rekening mee gehouden dat aan verweerder niet eerder een maatregel is opgelegd. Gelet op alle omstandigheden acht de raad de maatregel van waarschuwing passend en geboden.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING 7.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:a)    € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten enb)    € 500,- kosten van de Staat.7.3    Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan forfaitaire reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klaagster. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.7.4    Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer 20-939/AL/OV.

BESLISSING De raad van discipline:-    verklaart de klacht gegrond;-    legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. S.M. Bosch-Koopmans, H.J. Voors, H.Q.N. Renon en P.S. van Zandbergen, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 november 2021.

Griffier                                                       Voorzitter

Verzonden 22 november 2021