Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-12-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2021:321

Zaaknummer

21-823/AL/MN

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat niet-ontvankelijk ivm tijdsverloop.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 13 december 2021in de zaak 21-823/AL/MNnaar aanleiding van de klacht van:

klaagster over:verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 13 oktober 2021 met kenmerk Z 1356714/BD/SD, door de raad ontvangen op 13 oktober 2021, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.

1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.1.1 Klaagster is (onder meer) verwikkeld (geweest) in een geschil over schade aan haar woning. In augustus 2017 heeft zij verweerder benaderd voor bijstand bij deze kwestie, waarna verweerder bij brief van 22 augustus 2017 de opdracht aan klaagster heeft bevestigd.1.2 Verweerder heeft op 26 juli 2018 zijn werkzaamheden voor klaagster neergelegd.1.3 Bij brief van 14 november 2018 heeft klaagster verweerder aansprakelijk gesteld voor ‘de niet nagekomen afspraken om de schadeposten aan- en in het pand [straat] te kunnen behartigen.”1.4 Op 9 maart 2021 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende.a) Verweerder is afspraken niet nagekomen.b) Verweerder heeft enorme vertragingen veroorzaakt.c) Verweerder heeft een onjuiste inschatting gemaakt qua het aantal uren dat verweerder dacht nodig te hebben voor de zaak.d) Verweerder heeft onvoldoende kennis van zaken voor de zaak waarvoor klaagster hem heeft benaderd.2.2 Klaagster stelt dat de klacht is ontstaan op 22 augustus 2017. Door externe factoren is klaagster van 16 januari 2019 tot de zomer van 2020 uit de roulatie geweest, als gevolg waarvan zij niet binnen de gestelde termijn van drie jaar heeft kunnen reageren.2.3 Klaagster stelt dat verweerder alle geïnvesteerde uren dient terug te betalen alsook een schadevergoeding.

3 VERWEER 3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd.

4 BEOORDELING 4.1 Ingevolge het bepaalde in artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet wordt een klacht door de voorzitter van de raad van discipline niet-ontvankelijk verklaard indien het klaagschrift wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. Op grond van het bepaalde in lid 2 van datzelfde artikel blijft na afloop van die termijn van drie jaar een niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten van de advocaat redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.4.2 De voorzitter overweegt dat de klacht in alle onderdelen lijkt te zien op de beginfase van verweerders bijstand aan klaagster. Klaagster heeft zelf aangegeven dat het klachtwaardig handelen van verweerder dateert van 22 augustus 2017, de dag van de opdrachtbevestiging. Daarmee staat vast dat meer dan drie jaar is verstreken tussen verweerders handelen en het indienen van de klacht. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verschoonbaar zou kunnen zijn dat de klacht buiten de termijn is ingediend, is de voorzitter niet gebleken. De door klaagster aangevoerde argumenten zijn daarvoor onvoldoende. De klacht is daarom niet-ontvankelijk op grond van artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet. Aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht komt de voorzitter dan ook niet meer toe.4.3 Reeds op de grond dat de klacht in alle onderdelen niet-ontvankelijk is, zal het verzoek tot vergoeding van schade worden afgewezen, nog daargelaten dat de mogelijkheden tot toewijzing van schadevergoedingsvorderingen in het tuchtrecht in zijn algemeenheid beperkt zijn.

BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet, niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 december 2021.

Griffier                                              Voorzitter

Bij afwezigheid van mr. C.M. van de Kampis deze beslissing ondertekend doormr. M.M. Goldhoorn (griffier)

Verzonden d.d. 13 december 2021