Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-08-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2021:266

Zaaknummer

21-528/AL/GLD

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht van een derde kennelijk ongegrond. Verweerster heeft bij de behartiging van de belangen van haar cliënten de grenzen van de haar toekomende vrijheid niet overschreden.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 9 augustus 2021in de zaak 21-528/AL/GLDnaar aanleiding van de klacht van:

klaagster 1klagerklaagster 2 hierna samen ook: klagersgemachtigde: de heer V.oververweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) met kenmerk K20/56, door de raad ontvangen op 21 juni 2021, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 21.

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.1.1    Op 11 oktober 2011 heeft er een executieveiling plaatsgevonden. De hypotheekhouder heeft op die veiling een aantal registergoederen van klaagster 1 geveild. R B.V. en T B.V. zijn twee van de veilingkopers waaraan registergoederen van klaagster 1 zijn gegund.1.2    Op 26 oktober 2011 hebben klagers beslag laten leggen onder veilingkopers en onder de notaris.1.3    Bij brief van 2 maart 2012 heeft de voormalig advocaat van R B.V. de voormalig advocaat van klagers onder meer geschreven:

“Op grond daarvan is [R B.V.] tot ontbinding van de gesloten overeenkomsten, vervat in het proces-verbaal van inzet en afslag van 11 oktober 2011 en de akte van gunning van 12 oktober 2011, overgegaan. Dit betekent dat [R B.V.] terugbetaling aan haar wenst van de door haar onder de notaris gestorte waarborgsom.”

1.4    Bij brief van 6 maart 2012 hebben klagers hun voormalig advocaat onder meer geschreven:

“Naar aanleiding van uw mailbericht van 2 maart 2012 gaan wij akkoord met de terugbetaling van de onder de notaris gestorte waarborgsommen ten behoeve van voornoemde kopers.”

1.5    De hypotheekhouder heeft de ontbinding van de overeenkomst betwist. De waarborgsommen zijn onder de notaris gebleven.1.6    R B.V. heeft vervolgens de notaris aangeschreven om tot het voltooien van de levering van de registergoederen te komen. Klagers hebben onder andere verweerster – die R B.V. en T B.V. bijstaat in het geschil met de notaris – bij e-mail van 9 maart 2020 geschreven dat er geen sprake is van een geldige titel om over te kunnen gaan tot levering.1.7    Bij e-mail van 9 maart 2020 heeft verweerster klagers onder meer geschreven:

“Uw e-mailbericht is in goede orde ontvangen, maar ik begrijp niet waar u het over heeft. Op welke uitspraken doelt u met onderstaande:

Op 16 december 2014 is de executoriale titel van (…) vernietigd. Ook heeft de Hoge Raad hetzelfde geoordeeld op 15 april 2016.

Kunt u mij deze stukken toesturen?”

1.8    Bij e-mail van dezelfde dag hebben klagers de gevraagde stukken aan verweerster gestuurd.1.9    Bij brief van 13 maart 2020 heeft verweerster klagers onder meer geschreven:

“Gelijk u bekend heeft mijn cliënte bij gelegenheid van de executieveiling d.d. 11 oktober 2011 de registergoederen (…) gekocht. Eigendomsoverdracht van deze registergoederen heeft nog altijd niet plaatsgevonden, omdat door u beslag is gelegd onder de betrokken notaris en de veilingkopers. Zoals aangekondigd bij u, heeft cliënte inmiddels de nodige voorbereidingen getroffen om eigendomsoverdracht in rechte af te dwingen.”

1.10    Op 24 maart 2020 heeft verweerster namens R B.V. en T B.V. de notaris doen dagvaarden voor de rechtbank Limburg, locatie Roermond, en, kort gezegd, gevorderd medewerking van de notaris aan het voltooien van de leveringshandeling van de registergoederen. In de dagvaarding heeft verweerster onder meer geschreven:

“30. [R B.V.] heeft [klagers] schriftelijk geïnformeerd over haar voornemen om het recht op levering te effectueren (…) In reactie op deze brieven heeft [klager 2] – naar [R .V.B.] veronderstelt mede namens [klaagster 1] en [klaagster 3] – aangegeven dat [R B.V.] geen aanspraak kan maken op eigendomsoverdracht, omdat [R B.V.] de koopovereenkomst zou hebben ontbonden. Dit standpunt is onjuist.

31. Ten eerste heeft te gelden dat [de hypotheekhouder] zich bij brief van 7 maart 2012 uitdrukkelijk heeft verzet tegen de ontbinding. Daarmee is de ontbinding niet komen vast te staan. Dit blijkt ook wel uit het feit dat de waarborgsom welke door [R B.V.] is voldaan onder de Notaris nimmer is teruggestort. (…)

32. Ten tweede heeft [R B.V.] – voor zoveel rechters vereist – bij brief van 25 februari 2020 de ingeroepen ontbinding herroepen/ingetrokken. (…)

33. Op de derde plaats is de ontbinding ingeroepen jegens [de hypotheekhouder] en niet tegen [klagers]. (…) Wat er ook zij van de ingeroepen (en betwiste) ontbinding, anderen dan [de hypotheekhouder] kunnen er geen rechter aan ontlenen.”

1.11    Bij e-mail van 24 maart 2020 hebben klagers verweerster onder meer geschreven:

“Onder punt 30 van de dagvaarding schrijft u dat de ontbinding onjuist is. Dat kan ik niet begrijpen terwijl u kennis heeft dat het ontbonden is. Ik heb u ook op 9 maart jl. per e-mail de bewijzen hiervan gestuurd. U hebt mijn e-mailbericht dat het ontbonden is niet als producties opgevoerd in uw dagvaarding. Dit is informatie achterhouden terwijl u bekend bent dat het ontbonden is.”

1.12    Bij e-mail van 3 april 2020 hebben klagers verweerster onder meer geschreven:

“Gisteren heb ik uitvoerig telefonisch contact gehad met [een van de cliënten van verweerster] over de uitgebrachte dagvaarding aan het adres van notaris (…)

Tot mijn grote verbazing kreeg ik te horen dat (…) u alleen opdracht heeft gegeven om de waarborgsom (…) die bij de notaris (…) in depot staat voor hem binnen te halen. Dat was de opdracht (…) aan u.

Dit is compleet anders dan hetgeen u vordert in uw uitgebrachte dagvaarding.”

1.13    Bij e-mail van 5 april 2020 heeft verweerster klagers onder meer geschreven:

“Hierbij verzoek ik u nadrukkelijk om alle correspondentie aan mij en/of aan mijn cliënten met betrekking tot de procedure [R B.V.] en [T B.V.] onmiddellijk te beëindigen. Ik verzoek u om mij en mijn cliënten dus geen enkel bericht meer te sturen over deze kwesties.”

1.14    Op 16 april 2020 hebben klagers bij de deken een klacht ingediend over verweerster.1.15    Bij e-mail van 2 december 2020 heeft verweerster de advocaat van de notaris onder meer geschreven:

“Verder gaat u voorbij aan het gegeven dat [R B.V.] en [T B.V.] (mijn andere cliënt) kopers te goede trouw zijn. Wat mij opvalt aan het arrest is dat [de hypotheekhouder]/(…) bedrog wordt tegengeworpen, maar met betrekking tot de veilinkopers, geldt dat [klager 2] de executieveiling had kunnen voorkomen. Het feit dat het zover heeft kunnen komen met de executieveiling, was gelegen in het opzetje van [klager 2] en (…) om (…) te benadelen. Dat opzetje is mislukt (ten nadele van [klager 2]), maar dat kan aan mijn cliënten naar mijn mening niet tegengeworpen worden. De veilingkopers waren en zijn te goeder trouw.”

1.16     Bij e-mail van 4 december 2020 heeft verweerster klagers onder meer geschreven:

“Zonder op alle punten van uw onderstaand mailbericht in te gaan, merk ik ter toelichting op dat ik mijn stellingen o.a. ontleen aan de dagvaarding die namens u is opgesteld d.d. 23 november 2011. Daarin staat vermeld dat u weliswaar een recht van hypotheek had verleend aan [de hypotheekhouder], maar op grond van de onderliggende overeenkomsten reeds voor de executie het standpunt kon innemen dat de titel voor de vestiging van het recht van hypotheek ontbrak. In de dagvaarding staat verder dat [de hypotheekhouder] en [klaagster 1] nader hebben afgesproken dat [de hypotheekhouder] op de veiling de verhypothekeerde goederen zou kopen voor de getaxeerde waarde, althans zou bieden op de in de openbare verkoop te brengen verhypothekeerde registergoederen, zodat deze registergoederen in eigendom zouden overgaan op [de hypotheekhouder], waarna vervolgens de aandelen van [de hypotheekhouder] aan [klager 2] zouden worden geleverd. Alsdan zou u indirect eigenaar blijven van de grond. Los van welk doel daarmee gediend was (…) kan hieruit in elk geval worden afgeleid dat u voor de veilingkoop over stukken beschikte op grond waarvan u de overname van de executie door [de hypotheekhouder] had kunnen voorkomen door middel van bijvoorbeeld een kort geding. Had u de stukken voor de executie aan de notaris overgelegd, waarbij van belang is dat de notaris al tijdens het proces geruchten vernam omtrent eventuele gebreken t.a.v. de titel, dan had de notaris de executie naar mijn inschatting niet doorgezet ten gunste van [de hypotheekhouder]. Mogelijk was dat de executie van (…) doorgezet (…) Omdat in 2011 voor zover ik kan nagaan, de enige andere belanghebbende bij het executoriaal beslag (en mogelijke executieverkoop) (…) was, is het aannemelijk dat de parate executie door [de hypotheekhouder] in elk geval het executoriaal beslag door (…) illusoir maakte (…) U kunt mijn e-mail aan [de advocaat van de notaris] als een zeer korte samenvatting van hetgeen ik in deze e-mail ander beschrijf en de woordkeus voor mijn rekening laten.”

1.17    Op 4 december 2020 hebben klagers hun klacht over verweerster aangevuld.

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers verwijten verweerster het volgende.a)    Verweerster procedeert onnodig waardoor klagers op kosten zijn gejaagd.b)    Verweerster heeft namens haar cliënten de notaris gedagvaard om medewerking te verlenen aan het voltooien van de levering van de registergoederen, terwijl zij van haar cliënten alleen de opdracht had gekregen om de bij de notaris op de rekening gestorte waarborgsom terug te halen.c)    Verweerster heeft de rechtbank onjuist voorgelicht.d)    Verweerster heeft in haar e-mail van 2 december 2020 een stelling ingenomen die niet op de waarheid berust.

3    VERWEER 3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING 4.1    De advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij of van derden niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij en aan derden toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij of aan derden toebrengen.Klachtonderdelen a), b) en c)4.2    Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.4.3    Klagers verwijten verweerster allereerst dat zij onnodig procedeert. Volgens klagers is verweerster ervan op de hoogte dat haar cliënten de overeenkomst met de hypotheekhouder hebben ontbonden. Desondanks heeft zij namens haar cliënten de notaris gedagvaard waardoor klagers een advocaat hebben moeten inschakelen. Klagers verwijten verweerster voorts dat zij de notaris heeft gedagvaard om medewerking te verlenen aan het voltooien van de leveringshandeling van de registergoederen, terwijl zij van haar cliënten alleen opdracht had gekregen om de bij de notaris op de rekening gestorte waarborgsom terug te halen. Klagers verwijten verweerster tot slot dat zij de rechtbank onjuist heeft voorgelicht door aan de rechtbank niet de van klagers op 9 maart 2020 ontvangen stukken toe te zenden waaruit blijkt dat de overeenkomst met de hypotheekhouder door haar cliënten reeds was ontbonden.4.4    De voorzitter overweegt als volgt. Verweerster heeft namens haar cliënten een procedure aanhangig gemaakt tegen de notaris. Klagers zijn in die procedure geen partij. Zij zijn aan te merken als (belanghebbende) derden. Daargelaten de vraag of klagers een voldoende rechtstreeks belang hebben bij klachtonderdelen a), b) en c) is de voorzitter van oordeel dat niet is gebleken dat verweerster bij de behartiging van de belangen van haar cliënten de grenzen van de haar toekomende vrijheid heeft overschreden. Dat verweerster onnodig procedeert en/of de rechtbank onjuist heeft voorgelicht is niet gebleken. Klagers en (de cliënten van) verweerster verschillen van mening over de vraag of de overeenkomst tussen de cliënten van verweerster en de hypotheekhouder wel of niet is ontbonden. Die vraag is ter beantwoording aan de civiele rechter en niet aan de tuchtrechter. Dat verweerster een op voorhand kennelijk onjuist standpunt heeft ingenomen en daarmee de belangen van klagers onnodig of onevenredig heeft geschaad, is niet gebleken. Het is voorts niet aan klagers om te klagen over het al dan niet uitvoeren van de opdracht van haar cliënten door verweerster.4.5    De conclusie uit het voorgaande is dat klachtonderdelen a), b) en c) kennelijk ongegrond zijn.Klachtonderdeel d)4.6    In klachtonderdeel d) verwijten klagers verweerster dat zij in haar e-mail van 2 december 2020 aan de advocaat van de notaris heeft geschreven dat sprake is geweest van een opzetje van klager 2. In haar e-mail van 4 december 2020 heeft verweerster aan klagers uitgelegd waarop zij haar standpunt heeft gebaseerd. Niet valt in te zien wat verweerster terzake tuchtrechtelijk te verwijten valt. Ook klachtonderdeel d) is daarom kennelijk ongegrond.

BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.E. Zweers, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2021.

Griffier                                                       Voorzitter

Bij afwezigheid van mr. S. el Bouazzati -van Excelis deze beslissing ondertekend doormr. M.M. Goldhoorn (griffier)

Verzonden d.d. 9 augustus 2021