Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-12-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2021:230

Zaaknummer

21-279/DB/LI

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing. Klacht over de kwaliteit van de dienstverlening. Uit de overgelegde opdrachtbevestiging en correspondentie en hetgeen ter zitting over en weer naar voren is gebracht blijkt naar het oordeel van de raad dat verweerder klager naar behoren heeft geadviseerd en geïnformeerd over de risico’s en kosten. De raad is op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht van oordeel dat de bijstand zoals geschetst, niet getuigt van een kwaliteit van dienstverlening die onder de maat blijft van wat van een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat mag worden verwacht. De klacht is dan ook ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 20 december 2021

in de zaak 21-279/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

Klager

 

over:

 

Verweerder

 

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 11 augustus 2020 heeft klager middels het invullen van een webformulier bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 18 maart 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K20-130 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 6 september 2021. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2     Verweerder heeft klager vanaf 15 maart 2014 bijgestaan in een geschil over de nakoming van een koopovereenkomst. Bij brief d.d. 15 maart 2014 heeft verweerder de opdracht aan klager bevestigd. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis d.d. 5 april 2017 is klager door de rechtbank in het gelijk gesteld. Klagers wederpartij, hierna: “P”, is veroordeeld tot betaling aan klager.

2.3     De deurwaarder heeft het vonnis betekend aan P en de executie van het vonnis aangezegd. De voorzieningenrechter heeft de door P in kort geding ingestelde vordering tot veroordeling tot staking van de executie afgewezen. Bij brief d.d. 5 september 2017 heeft de deurwaarder aan P aangezegd beslag te gaan leggen op roerende zaken en aanspraak gemaakt op betaling van een verschuldigd bedrag aan boetes inclusief rente van € 506.213,45.

2.4     P heeft appel ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank d.d. 5 april 2017. Bij arrest d.d. 26 november 2019 heeft het gerechtshof het vonnis van de rechtbank vernietigd, de vorderingen van klager alsnog afgewezen en klager onder meer veroordeeld tot betaling aan P van een bedrag van € 26.222,-- ter zake van de contractuele boete.

2.5     Eind 2019 heeft de deurwaarder verweerder bericht dat abusievelijk een bedrag niet aan klager was uitgekeerd. De deurwaarder heeft de fout hersteld en het bedrag alsnog aan klager uitbetaald.

2.6     Na het arrest hebben onderhandelingen plaatsgevonden, die hebben geresulteerd in een minnelijke regeling tussen klager en P.

2.7     Bij brief d.d. 31 maart 2020 heeft klager het vertrouwen in verweerder opgezegd.

2.8     Op 11 augustus 2020 heeft klager middels het invullen van een webformulier bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld doordat hij:

1.    de belangen van klager niet naar behoren heeft behartigd;

2.    klager onvoldoende en onjuist heeft geadviseerd.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1     De klacht gaat over de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De raad stelt voorop dat de tuchtrechter op grond van artikel 46 Advocatenwet mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënte te beoordelen indien deze daarover klaagt. Wel zal de tuchtrechter daarbij rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat  heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van de opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (vgl. Hof van Discipline 5 februari 2018, ECLI:NL:TAHVD:2018:32). De raad zal de klacht aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

5.2     Uit de overgelegde opdrachtbevestiging en correspondentie en hetgeen ter zitting over en weer naar voren is gebracht blijkt naar het oordeel van de raad dat verweerder klager naar behoren heeft geadviseerd en geïnformeerd over de risico’s en kosten. Klager en verweerder hebben uitvoerig met elkaar gesproken over de te voeren strategie, rekening houdend met de mogelijke risico’s en kosten. Klager was akkoord met de wijze waarop verweerder klagers zaak heeft aangepakt en indien en voor zover klager zich niet (meer) met verweerders aanpak kon verenigen, lag het op klagers weg om zich tot een andere advocaat te wenden.

5.3     Uit de klacht blijkt dat klager teleurgesteld is over de uitkomst van de zaak waarin verweerder hem heeft bijgestaan. Dat betekent echter niet dat verweerder automatisch tuchtrechtelijk kan worden verweten dat hij klager niet naar behoren heeft bijgestaan. In het algemeen moet overigens worden opgemerkt dat bij de behandeling van een zaak veelal meerdere juridische benaderingen mogelijk zijn, en dat het niet aan de raad is om te beoordelen of het ene alternatief beter is dan het andere, zolang de advocaat bij het maken van zijn keuzes maar blijft binnen hetgeen van een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat mag worden verwacht. De raad is op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht van oordeel dat de bijstand zoals geschetst, niet getuigt van een kwaliteit van dienstverlening die onder de maat blijft van wat van een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat mag worden verwacht. De klacht is dan ook ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

            verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. R.M.M. van den Heuvel, voorzitter, mrs. L.R.G.M. Spronken, E.J.M. Rosier, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 december 2021.

Griffier                                                                          Voorzitter