Rechtspraak
Uitspraakdatum
08-11-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2021:271
Zaaknummer
21-504/AL/OV
Zaaknummer
21-505/AL/OV
Inhoudsindicatie
Klaagster klaagt erover dat verweerster slecht met haar communiceerde. Klaagster heeft getracht te bellen, te SMS-en en te Whats-appen. Meestal ontving klaagster geen reactie, toegezegde belafspraken werden niet nagekomen. De deken sluit zich bij deze klacht aan. In het onderzoek door de deken heeft verweerster niet inhoudelijk gereageerd op zijn verzoeken. Dit is in strijd met Gedragsregel 29 en artikel 5:20 AWB. Verweerster is niet op de zitting verschenen.De raad legt een onvoorwaardelijke schorsing van zes weken op.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 8 november 2021in de zaken 21-504 /AL/ OV en 21-505/AL/OVnaar aanleiding van de klacht van:
[klaagster] en[deken]over[verweerster]
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 1 maart 2021 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.1.2 Op 7 juni 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1350718 van de deken ontvangen. Bij brief van 7 juni 2021 heeft de deken een dekenbezwaar ingediend.1.3 De klacht en het dekenbezwaar zijn behandeld op de zitting van de raad van 10 september 2021. Daarbij waren klaagster en mr. J. van S. namens de deken aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8.
2 FEITEN 2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.2.2 Klaagster heeft verweerster omstreeks april 2020 ingeschakeld in verband met een vordering terzake achterstallig loon. Verweerster heeft een toevoeging voor klaagster aangevraagd. Klaagster heeft de eigen bijdrage betaald.2.3 Verweerster heeft omstreeks juni 2020 een brief aan de werkgever van klaagster verzonden. Daarop is door de advocaat van de werkgever gereageerd.2.4 In oktober 2020 heeft klaagster de overeenkomst met verweerster beëindigd. Zij heeft een andere advocaat ingeschakeld om de zaak over te nemen en af te ronden.
3 KLACHT 21-504 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster] tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door slecht met klaagster te communiceren. Klaagster heeft getracht te bellen, te SMS-en en te Whats-appen. Meestal ontving klaagster geen reactie, toegezegde belafspraken werden niet nagekomen. Toen klaagster een brief bij het kantoor van verweerster had achtergelaten lag die er een week later nog. Uiteindelijk reageerde verweerster helemaal niet meer. De laatste e-mail die klaagster aan verweerster heeft gezonden dateert van 21 september 2020.
4 DEKENBEZWAAR 21-505 4.1 Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door slecht dan wel niet met klaagster te communiceren. Door zo op te treden heeft verweerster gehandeld in strijd met de zorg die een advocaat behoort te betrachten ten opzichte van haar cliënte en daarmee in strijd met wat een behoorlijk advocaat betaamt.4.2 Voorts heeft verweerster tijdens het onderzoek door de deken niet inhoudelijk gereageerd op zijn verzoeken. Dit is in strijd met Gedragsregel 29 en artikel 5:20 AWB. Op verzoek van verweerster heeft de deken op 14 respectievelijk 22 april 2021 alle tot dan toe gevoerde correspondentie nogmaals aan verweerster verzonden. Ook hierna heeft verweerster niet gereageerd.
5 VERWEER IN DE ZAKEN 21-504 EN 21-505 5.1 De deken heeft op 2, 4 en 30 maart 2021 en 8 en 22 april 2021 verweerster verzocht inhoudelijk te reageren op de klacht van klaagster. Zij heeft daar niet op gereageerd.
6 BEOORDELING IN DE ZAKEN 21-504 en 21-505 Mede gezien het feit dat elk verweer tegen de klacht en het dekenbezwaar ontbreekt, beoordeelt de raad zowel de klacht als het dekenbezwaar gegrond.
7 MAATREGEL 7.1 Gezien het tuchtrechtelijke verleden van verweerster en de verwijtbaarheid van verweerster gebrek aan optreden voor klaagster en het gebrek aan medewerking aan gerechtvaardigde verzoeken van de deken, acht de raad een onvoorwaardelijke schorsing van zes weken op zijn plaats.
8 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING 8.1 Omdat de raad de klacht en het dekenbezwaar gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50, - aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.8.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:a) € 50, - aan forfaitaire reiskosten van klaagster,b) € 750, - kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten enc) € 500, - kosten van de Staat.8.3 Verweerster moet het bedrag van € 50, - aan forfaitaire reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klaagster. Klaagster] geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.8.4 Verweerster moet het bedrag van € 1.250, - (het totaal van de in 8.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer 21-504/AL/OV en 21-505/AL/OV.
BESLISSING IN DE ZAKEN 21-504 EN 21-505 De raad van discipline:- verklaart de klacht en het dekenbezwaar gegrond;- legt aan verweerster de maatregel schorsing in de praktijkuitoefening voor de duur van zes weken op;- bepaalt dat de schorsing ingaat vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat:- de onderhavige schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen,- verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen niet tegelijkertijd maar na elkaar worden tenuitvoergelegd, en dat- de onderhavige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerster niet op het tableau staat ingeschreven;- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50, - aan klaagster;- veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 50, - aan klaagster, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in punt 8;- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250, - aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in punt 8;- bepaalt dat de in artikel 8a lid 3 Advocatenwet bedoelde termijn wordt verkort tot twee jaar.
Aldus beslist door mr. mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. N.A. Heidanus, H.J. Voors, H. Q. N. Renon, P. Rijnsburger, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier en uitgesproken in het openbaar op 8 november 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 8 november 2021