Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-11-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2021:228

Zaaknummer

21-825/DB/LI

Inhoudsindicatie

Ingevolge de Statuten komt de bevoegdheid tot vertegenwoordiging aan elke bestuurder met de titel van algemeen bestuurder toe. De voorzitter passeert dan ook het beroep op de niet-ontvankelijkheid.

Inhoudsindicatie

Vrijheid van handelen van advocaat van de wederpartij niet overschreden. Dat en op welke wijze de privacy van klaagster zou zijn geschonden en welke vertrouwelijke gegevens door de gezamenlijke beslaglegging bij de andere contractspartij terecht zouden zijn gekomen, is door klaagster niet, althans onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenboschvan 23 november 2021

in de zaak 21-825/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

over:

    

verweerster

 

De [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) van 13 oktober 2021 met kenmerk K20-162, door de raad per e-mail ontvangen op 13 oktober 2021, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 12.

 

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 Op 22 augustus 2019 is tussen  klaagster, J BV en JRT BV als lessees enerzijds en C BV als lessor anderzijds een leaseovereenkomst gesloten. Partijen zijn nadien  verwikkeld geraakt in geschillen betreffende de betaling van leasetermijnen als gevolg van de beëindiging van de overeenkomst. In dit geschil met klaagster werd C BV bijgestaan door verweerster. 

1.2 Een kantoorgenoot van verweerster trad op voor een klant, B NV, die ook vorderingen meende te hebben op o.a. klaagster. Verweerster en de kantoorgenoot van verweerster hebben namens C BV en B NV een faillissementsrekest tegen klaagster ingediend. Het faillissementsrekest is, nadat tussen partijen een regeling was getroffen, op 21 juli 2020 ingetrokken.

1.3 Verweerster heeft  per email van 21 september 2020 aan de advocaat van klaagster verzocht ervoor te zorgen dat de betaling uiterlijk op 23 september 2020 door haar was ontvangen, bij gebreke waarvan het aan klaagster gedane aanbod kwam te vervallen. 

1.4 Op 3 november 2020 is in opdracht van verweerster en de kantoorgenoot van verweerster namens C BV en B NV conservatoir beslag gelegd.

1.5 Op 26 november 2020 heeft de gemachtigde van klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant een klacht ingediend over verweerster. De klacht is na doorzending van de klacht door de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant met instemming van klaagster door de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg in behandeling genomen.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.

Verweerster heeft in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij:

haar vrijheid van handelen overschreden en daardoor de belangen van klaagster nodeloos geschaad en de privacy van klaagster geschonden.

Klaagster heeft ter toelichting op de klacht het volgende naar voren gebracht:

2.2       Verweerster heeft conservatoir beslag laten leggen en een faillissementsrekest ingediend, terwijl er al een schikking/koopovereenkomst tussen partijen was bereikt.

2.3       Verweerster heeft de privacy van klaagster geschonden door een procedure van haar cliënte tegen klaagster samen te voegen met een procedure van de cliënte van haar  kantoorgenoot tegen J BV, terwijl het twee losstaande geschillen betrof. Hierdoor zijn gegevens over klaagster onder ogen gekomen van J BV. Verweerster heeft klaagster hierdoor bij J BV in diskrediet gebracht.

 

3 VERWEER

3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4 ONTVANKELIJKHEID

4.1       Verweerster heeft  aangevoerd dat de gemachtigde van klaagster onbevoegd is om namens klaagster op te treden, hetgeen in haar visie tot niet-ontvankelijkheid zou moeten leiden. Vast staat dat JH BV (thans enkel) als bestuurder van klaagster staat vermeld in het handelsregister. Voor zover daarnaast RH BV, die tot 16 oktober 2020 eveneens stond ingeschreven als bestuurder, nog formeel als bestuurder fungeert, geldt dat in de statuten van klaagster is bepaald dat de bevoegdheid tot vertegenwoordiging aan elke bestuurder met de titel van algemeen bestuurder toekomt. De voorzitter passeert dan ook het beroep op de niet-ontvankelijkheid.

 

5 BEOORDELING

5.1 De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

Ad onderdeel a)

5.2 Het stond verweerster vrij om in overleg met haar cliënte de aanpak in het geschil met klaagster, waaronder beslaglegging en het aanvragen van een faillissement, te bepalen. Het tuchtrecht is niet bedoeld om de advocaat van de wederpartij in die vrijheid te beperken. Dat de aanpak van de zaak door verweerster klaagster niet welgevallig was, betekent niet dat verweerster de vrijheid die haar als advocaat van de wederpartij toekomt heeft overschreden. Dit zou slechts anders zijn indien verweerster bij de behartiging van de belangen van haar cliënte zo ver was gegaan dat daardoor de belangen van klaagster nodeloos waren geschaad. Klaagster heeft geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd, waaruit blijkt dat klaagster door de aanpak van verweerster nodeloos in haar belangen is geschaad en zulks is ook niet gebleken.

Ad onderdeel b)

5.3 Verweerster heeft de beslaglegging en de faillissementsaanvraag gezamenlijk met een cliënte van haar kantoorgenoot uitgevoerd. Verweerster heeft voor deze aanpak gekozen in overleg met haar cliënte en binnen de wettelijke kaders. Hiervan valt verweerster tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. Dat de aanpak van verweerster klaagster niet welgevallig was, betekent niet dat zij de vrijheid die haar als advocaat van de wederpartij toekwam, heeft overschreden. Dat en op welke wijze de privacy van klaagster zou zijn geschonden en welke vertrouwelijke gegevens door de gezamenlijke beslaglegging bij de andere contractspartij terecht zouden zijn gekomen, is door klaagster niet, althans onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd.

5.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom in beide onderdelen kennelijk ongegrond verklaren

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht ontvankelijk;

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in beide onderdelen kennelijk ongegrond

Aldus beslist door mr. S.H.L. Baggel, [plaatsvervangend] voorzitter, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 november 2021.

 

Griffier                                                                        Voorzitter