Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-12-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2021:215
Zaaknummer
21-887/DB/ZWB
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenboschvan 20 december 2021
in de zaak 21-887/DB/ZWB
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) van 8 november 2021 met kenmerk K21-052 (1888522), door de raad per e-mail ontvangen op 8 november 2021, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 15.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is in een geschil verwikkeld (geweest) met zijn verhuurder. Verweerder staat de verhuurder bij.
1.2 Op 8 maart 2021 heeft de voorzitter van de Huurcommissie uitspraak gedaan op een verzoek van klager. De voorzitter heeft overwogen dat de aan klagers verzoek ten grondslag liggende bezwaren kennelijk gegrond zijn en dat de betalingsverplichting van klager voor de servicekosten in totaal € 2.423,71 bedraagt.
1.3 Bij brief van 12 maart 2021 heeft verweerder onder meer aan klager geschreven:
“Ingevolge de uitspraak van 8 maart 2021 van de voorzitter van de Huurcommissie is door u te voldoen € 2.423,71.
Tevens dient u ter zake de eindafrekening energie- en servicekosten 2019-2020 € 683,47 te voldoen (…).
Ook dient u alsnog te voldoen de al eerder bij u in rekening gebrachte kosten betrekking hebbende op de onrechtmatig door u aangebrachte antenne/zendmast ten bedrage van in totaal € 373,30.
Aldus is ter zake het vorenstaande in totaal door u te voldoen € 3.480,48.
Tenslotte bent u de buitengerechtelijke incassokosten over die totaalbedrag verschuldigd o.a. gegeven de reeds verrichte buitengerechtelijke incassowerkzaamheden. Deze kosten bedragen € 473,05.
Aldus verzoek – en voor zover nodig sommeer – ik u in totaal € 3.953,53 5 dagen na heden te voldoen. (…)
Bij gebreke van voldoende binnen de gestelde termijn zal ik overgaan tot het treffen van rechtsmaatregelen – het vorderen van ontbinding van de huurovereenkomst en uw ontruiming vanwege de structurele achterstand in de verschuldigde betalingen – tegen u en maakt cliënt aanspraak op vergoeding van de wettelijke rente en alle verder bijkomende kosten.
Terzake o.a. de huurachterstand als gevolg van het ten onrechte niet betalen van de huurverhogingen behoudt cliënte zich uitdrukkelijk alle rechten voor.”
1.4 Op 25 maart 2021 heeft de Huurcommissie een verzetschrift van klager tegen de uitspraak van de voorzitter van 8 maart 2021 ontvangen.
1.5 Op 22 april 2021 heeft klager bij de deken een klacht (onderdeel a) ingediend over verweerder.
1.6 Verweerder heeft zich op 26 april 2021 en op 4 juni 2021 bij de Huurcommissie gemeld als gemachtigde van de wederpartij.
1.7 Bij brief van 24 juni 2021 heeft verweerder aan de Huurcommissie onder meer het volgende geschreven:
“Dat [klager] kennelijk niet de mogelijkheid heeft om een videozitting bij te wonen, wist hij natuurlijk al veel eerder. Hier komt bij dat hij, wetend dat hij een videozitting niet kan bijwonen, geruime tijd de gelegenheid heeft gehad om een passende voorziening te treffen. Ik maak er namens cliënt dan ook ernstig bezwaar tegen dat de videozitting van 1 juli wordt geannuleerd.”
1.8 Op 5 juli 2021 heeft klager bij de deken een nieuwe klacht (onderdeel b) ingediend over verweerder.
1.9 In zijn dupliek van 21 juli 2021 heeft verweerder onder meer geschreven:
“Dit omdat, zoals cliënte aangaf, de woning van klager vol hangt met radiozendapparatuur en andere elektronica en klager in het bezig is van twee computers. Daarnaast staat klager bij het Handelsregister ingeschreven met onder andere een 06 nummer (…) hetgeen aangeeft dat klager in het bezit is van een mobiele telefoon. En dus, naar dan ook aangenomen mag worden, een videozitting kan bijwonen.”
1.10 Op 29 juli 2021 heeft klager bij de deken een nieuwe klacht (onderdeel c) ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:
Verweerder vordert in zijn brief van 12 maart 2021 onjuiste bedragen en vordert ten onrechte buitengerechtelijke incassokosten. Ook brengt hij kosten dubbel in rekening en intimideert hij klager. Verweerder heeft zich in zijn brief van 24 juni 2021 schuldig gemaakt aan stemmingmakerij. Verweerder heeft ten onrechte gesteld dat klagers woning volhangt met radiozendapparatuur, dat klager in het bezit is van andere elektronica en twee computers heeft. Verweerder heeft zich op onrechtmatige wijze de toegang verschaft tot de woning van klager.Klager heeft ter toelichting op de klacht onder meer het volgende naar voren gebracht:
2.2 Verweerder heeft de bedragen in zijn brief niet gespecificeerd. Bovendien zijn de buitengerechtelijke incassokosten plotseling opgevoerd, terwijl geen sprake is van een ’14-dagenbrief’, waarmee buitengerechtelijke kosten dienen te worden aangezegd. Verweerder had moeten of kunnen weten dat er in dit geval geen buitengerechtelijke incassokosten kunnen worden gerekend. Ook zijn de buitengerechtelijke kosten incassokosten berekend over een totaalbedrag van € 3.480,48, waarmee kosten dubbel zijn gerekend. Dit is oplichting, aldus klager. Verder is verweerder voorbijgegaan aan de mogelijkheid van verzet tegen de uitspraak van de huurcommissie en heeft onjuiste bedragen gevorderd, gelet op het rapport van onderzoek van de huurcommissie en de reeds door klager betaalde voorschotten.
2.3 Verweerder kent klager niet, weet niets van zijn omstandigheden en kan niet in klagers portemonnee kijken. Verweerder had zich bovendien niet in de kwestie mogen mengen, nu uit de brief van de Huurcommissie blijkt dat een ander dan verweerder de gemachtigde van de verhuurder is.
2.3 Verweerder beschrijft in zijn dupliek (een deel van) klagers huiselijk interieur/bezittingen. Verweerder is echter nooit met toestemming van klager bij hem binnen geweest. Derhalve kan het niet anders dan dat verweerder zich op onrechtmatige wijze toegang heeft verschaft tot klagers woning. Dit is inbraak en een flagrante inbreuk op klagers privacy.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klager. Dit betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten naar voren brengt waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet in ogenschouw worden genomen dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.
Klachtonderdeel a)
4.2 Klagers verwijten zien op verweerders brief van 12 maart 2021. Voor zover klager stelt dat bedragen daarin niet correct zijn, ligt het op zijn weg om de hoogte van die bedragen te betwisten. Het is uiteindelijk aan de civiele rechter om het gevorderde bedrag te toetsen, indien verweerders cliënt besluit het bedrag in rechte te vorderen. Het in een brief aan de wederpartij noemen van een onjuist bedrag is uiteraard niet correct, maar is in zijn algemeenheid niet direct tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dat klager de mogelijkheid had om in verzet te gaan tegen de beslissing van de voorzitter van de Huurcommissie, doet niet af aan het feit dat verweerder namens zijn cliënte klager aan mocht schrijven en betaling mocht vragen. Dat verweerder ten onrechte kosten heeft gevorderd en klager intimideert, is door verweerder betwist en is de voorzitter uit de overgelegde stukken niet gebleken. Dit klachtonderdeel is daarom kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel b)
4.3 Klagers verwijt ziet op verweerders brief van 24 juni 2021. Verweerder heeft gemotiveerd gesteld dat hij als gemachtigde van zijn cliënt optrad bij de Huurcommissie. De voorzitter gaat daar gelet op de overgelegde stukken ook van uit. Dat verweerder zich niet in de kwestie had mogen mengen, mist daarmee feitelijke grondslag.
4.4 Verweerder heeft namens zijn cliënte bezwaar gemaakt tegen de annulering van een videozitting, omdat klager had aangegeven niet de mogelijkheid te hebben een videozitting bij te wonen. Verweerder is hiermee de hem toekomende ruime mate van vrijheid als advocaat van de wederpartij niet te buiten gegaan. Van het nodeloos of onevenredig schaden van klagers belangen zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend, is de voorzitter niet gebleken. Ook dit klachtonderdeel is daarom kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel c)
4.5 Klager verwijt verweerder allereerst dat hij ten onrechte uitspraken heeft gedaan over klagers interieur/bezittingen. Verweerder heeft in zijn dupliek aangegeven dat hij deze informatie van zijn cliënt heeft gekregen. Zoals hiervoor reeds overwogen mag de advocaat de belangen van zijn cliënt behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en mag de advocaat in het algemeen afgaan op de juistheid daarvan. Verweerder is de hem toekomende ruime mate van vrijheid als advocaat van de wederpartij dan ook niet te buiten gegaan.
4.6 Klager verwijt verweerder verder dat hij zich op onrechtmatige wijze de toegang tot klagers woning heeft verschaft. Voor dit verwijt is in de overgelegde stukken geen enkel aanknopingspunt te vinden.
4.7 De voorzitter zal ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond verklaren.
Conclusie
4.8 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.M.H. Schoenmakers, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 december 2021.
Griffier Voorzitter