Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-11-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2021:306

Zaaknummer

20-845/AL/MN

Inhoudsindicatie

Advocaat wederpartij. Het verwijt dat verweerder tijdens zijn schorsing als advocaat achter de schermen aan de touwtjes is blijven trekken, kan de raad niet vaststellen. Ook overigens geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Ongegrond. 

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 29 november 2021in de zaak 20-845/AL/MNnaar aanleiding van de klacht van:

klager oververweerdertot 21 april 2021 advocaat te H.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 29 oktober 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.1.2 Op 5 oktober 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1028394/HH/SD van de deken ontvangen.1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 4 oktober 2021. Gelijktijdig zijn de klachtzaken 20-844, 21-064 en 21-626 tussen dezelfde partijen behandeld.  Alleen verweerder is bij de zitting aanwezig geweest. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de in de dekenbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 11. Ook heeft de raad kennisgenomen van de op 6 september 2021 ontvangen brief van verweerder met één productie.

2 FEITEN 2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.2.2 Klager is al jarenlang verwikkeld in een (v)echtscheiding en de afwikkeling daarvan. De ex-echtgenote van klager werd bijgestaan door mr. L. en door verweerder. Verweerder is ook belastingadviseur en accountant AA.2.3 Per e-mail van 2 september 2019 heeft de advocaat van klager (alleen) aan mr. L. geschreven:

“Bij notaris [B] staat niet eens € 50.000,00 in depot, maar een lager bedrag, namelijk circa € 47.000,00. Op het deel van uw cliënte heeft [klager] ooit beslag gelegd vanwege dwangsommen.

[Klager] heeft verder steeds gezegd dat het notaris [H] moest zijn dus daar houdt hij aan vast, nog afgezien van het feit dat notaris [B] überhaupt niet in staat is tot uitkering van een bedrag van € 25.000 aan ieder der partijen.Kortom, [klager] vertrouwt erop dat uw cliënte per omgaande meewerkt aan de uitkering van € 25.000,- uit het depot van notaris [H].”

2.4 Per 23 september 2019 is verweerder geschorst (geweest) in de uitoefening van de praktijk. Tijdens de schorsing heeft verweerder zijn dossiers overgedragen aan mr. N., (destijds) advocaat te R, als zijn waarnemer.2.5 Per e-mail van 23 oktober 2019, met onderwerp ‘ABN AMRO krediet’, heeft mr. L aan de advocaat van klager namens zijn cliënte een voorstel gedaan met betrekking tot de inlossing van de gezamenlijke schuld aan de bank, het laten opheffen van het conservatoir beslag en het zo mogelijk (laten) uitkeren van het bedrag van € 25.000,- aan ieder der partijen uit het depot van een notaris mr H.2.6 Per e-mail van 28 oktober 2019 heeft de advocaat van klager het voorstel van mr. L  afgewezen en een (tegen)voorstel gedaan.2.7 Per e-mail van 29 oktober 2019 heeft mr. L. het tegenvoorstel namens zijn cliënte  afgewezen. Ook heeft hij geschreven:

“(…) Vanwege de wijze waarop belanghebbenden tegenover elkaar staan bemoei ik mij niet verder met de verdeling van de gelden en zal dit onderwerp weer aan de orde komen om en nabij 23 maart a.s. zodra [verweerder] weer occupeert behoudens in geval van het vorderen van voorzieningen bij voorraad voordien. (…).”

2.8 Per februari 2020 heeft verweerder voor de duur van zijn schorsing tot 23 maart 2020 zijn dossiers overgedragen aan advocaat mr. S als zijn opvolgend waarnemer.

3 KLACHT 3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:a) (als advocaat) achter de schermen aan de touwtjes te (blijven) trekken, terwijl hij geschorst was in de uitoefening van de praktijk;b) de andere advocaat in de zaak, mr. L, te instrueren dat in de kwestie van het aflossen van krediet bij de bank maar moet worden gewacht tot 23 maart 2020, het moment waarop de schorsing van verweerder is geëindigd.

4 VERWEER 4.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.Klachtonderdelen a) en b)4.2 Verweerder betwist dat hij tijdens zijn schorsing achter de schermen aan de touwtjes is blijven trekken door mr. L te instrueren in de kredietkwestie van de ex-echtgenote en klager of door toch tijdens zijn schorsing werkzaamheden in de zaken tegen klager te blijven doen. Volgens verweerder zijn dat ongefundeerde aannames van klager die bovendien door mr. L in diens overgelegde schriftelijke verklaring worden weersproken.4.3 Verweerder merkt nog op dat hij tijdens zijn schorsing de werkzaamheden in alle dossiers heeft overgedragen aan aanvankelijk mr. N. Begin en medio 2019 heeft mr. L de behandeling van alle lopende zaken van hun cliënte en klager overgenomen zoals dat ook blijkt uit de overgelegde stelformulieren van mr. L.

5 BEOORDELING 5.1 De raad stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.5.2 De raad stelt verder voorop dat de tuchtrechter het handelen of nalaten van de advocaat over wie geklaagd wordt dient te toetsen aan de norm van artikel 46 Advocatenwet. De gedragsregels voor advocaten vormen daarbij een richtlijn, maar of het niet naleven van een gedragsregel ook tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen oplevert, hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt per geval door de tuchtrechter beoordeeld.5.3 Het optreden van verweerder dient aan de hand van deze maatstaf beoordeeld te worden.Klachtonderdelen a) en b)5.4 De raad is niet gebleken dat verweerder de grenzen van de hem toekomende vrijheid jegens klager heeft overschreden. De juistheid van het verwijt dat verweerder tijdens zijn schorsing achter de schermen aan de touwtjes is blijven trekken is, tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder, voor de raad niet vast te stellen. Stukken die dat standpunt van klager kunnen onderbouwen, ontbreken. Evenmin heeft klager aannemelijk gemaakt dat verweerder tijdens zijn schorsing mr. L zou hebben geïnstrueerd zoals verweten. Dat blijkt niet uit de - onder de feiten opgenomen - e-mails van mr. L. Verweerder kan tuchtrechtelijk ook niet worden verweten wat mr. L in zijn e-mail van 29 oktober 2019 aan de advocaat van klager heeft geschreven over de opschorting van een deel van de zaken van zijn cliënte tegen klager tot het moment waarop de schorsing van verweerder zou eindigen. Andere feiten of omstandigheden waaruit zou blijken dat verweerder met zijn optreden de belangen van klager onnodig of onevenredig zonder doel heeft geschaad, zijn gesteld noch gebleken.5.5 Nu verweerder tuchtrechtelijk geen verwijt treft, zal de raad de klachtonderdelen a) en b) ongegrond verklaren.

BESLISSING De raad van discipline:- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter, mrs. A.C.H. Jansen, W.W. Korteweg, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 november 2021.

griffier                                                      voorzitter

Verzonden d.d. 29 november 2021