Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-12-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2021:226
Zaaknummer
21-365/DB/LI
Inhoudsindicatie
Van de advocaat van de wederpartij mag worden verwacht dat hij in het belang van zijn cliënte de mogelijkheid van en schikking in het oog houdt, maar hiertoe bestaat geen verplichting. Het staat de advocaat van de wederpartij vrij om namens zijn cliënt het standpunt in te nemen dat een aangeboden betalingsregeling niet wordt geaccepteerd.
Inhoudsindicatie
Vrijheid van advocaat van de wederpartij niet overschreden.
Inhoudsindicatie
Klacht ongegrond
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 13 december 2021
in de zaak 21-365/DB/LI
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 20 oktober 2020 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 22 april 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K20-143 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 1 november 2021. Daarbij waren klaagster, de echtgenoot van klaagster en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9. Ook heeft de raad kennisgenomen van de email van 7 oktober 2021 van klaagster, met bijlagen.
2 FEITEN
2.1 Klaagster is een hypothecaire lening aangegaan bij het Hypotheekfonds voor Overheidspersoneel in verband met de aankoop van een pand. Omdat klaagster haar financiële verplichtingen niet nakwam, heeft het hypotheekfonds gebruik gemaakt van haar recht tot executie over te gaan, waarna het pand is verkocht. Omdat de resterende vordering van het Hypotheekfonds op klaagster hoger was dan het bedrag uit de verkoop van het pand, heeft de gemeente X, uit hoofde van de door haar verleende borgstelling, de openstaande vordering aan het Hypotheekfonds betaald.
2.2 De gemeente X heeft vervolgens bij brief van 6 januari 2016 aan klaagster verzocht om voor 1 april 2016 tot betaling van het door de gemeente X aan het Hypotheekfonds betaalde bedrag over te gaan. De gemeente X heeft, bij uitblijven van betaling door klaagster, de vordering ter incasso in handen van de deurwaarder gesteld. De deurwaarder heeft op 26 juni 2019 bij exploot aan klaagster bevel tot betaling gedaan.
2.3 De advocaat van klaagster heeft in oktober 2019 aangekondigd namens klaagster een kort geding aanhangig te zullen maken. Na opgave van verhinderdata door verweerster heeft de advocaat van klaagster per email van 8 oktober 2019, voordat het aangekondigde kort geding zou worden aangevraagd, nogmaals aan verweerster de vraag voorgelegd of de gemeente X bereid was af te zien van beslaglegging en de betalingsregeling onder protest van klaagster wenste te accepteren. Hij schreef voorts dat de beslaglegging enkel zou leiden tot onomkeerbare financiële schade aan de zijde van klaagster. Verweerster heeft op 11 oktober 2019 geantwoord het voorstel met haar cliënte te zullen bespreken. Verweerster heeft per email van 16 oktober 2019 aan de advocaat van klaagster bericht dat haar cliënte geen aanleiding zag om af te zien van beslaglegging en dat de door klaagster voorgetelde betalingsregeling door de gemeente X niet werd geaccepteerd.
2.4 De advocaat van klaagster heeft vervolgens een kort geding tegen de gemeente X aanhangig gemaakt. De behandeling van het kort geding heeft op 6 februari 2020 plaatsgevonden. Bij vonnis van 20 februari 2020 zijn de vorderingen van klaagster door de voorzieningenrechter afgewezen. Het gerechtshof heeft bij arrest van 29 september 2020 het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.
Verweerster heeft als advocaat van de wederpartij:
de vrijheid van haar handelen overschreden, bewust gebruik gemaakt van onjuiste gegevens dan wel informatie.Klaagster heeft ter toelichting op de klacht het volgende aangevoerd:
3.2 Verweerster stond niet open voor mediation of een minnelijke regeling. Verweerster heeft bewust gebruik gemaakt van een van haar cliënte verkregen onrechtmatig document (grosse van de hypotheekakte). Verweerster heeft een onjuiste voorstelling van zaken gegeven en gelogen over de feiten en de financiële situatie van klaagster. Verweerster was ervan op de hoogte dat er toezeggingen waren gedaan om de beslaglegging gedurende de Coronatijd stop te zetten, maar heeft de juridische acties toch doorgezet.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht heeft betrekking op het optreden van de advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.
Ad onderdeel a)
5.2 Verweerster heeft de wederpartij van klaagster in een executiegeschil bijgestaan. Het was de taak van verweerster de belangen van haar cliënte te behartigen, waarbij zij in beginsel geen rekening hoefde te houden met de belangen van klaagster. Dit is slechts anders indien verweerster de belangen van klaagster nodeloos zou schaden. Hiervan is niet gebleken.
5.3 Hoewel van verweerster verwacht mag worden dat zij in het belang van haar cliënte de mogelijkheid van en schikking in het oog houdt, bestaat daartoe geen verplichting. Het stond verweerster daarom vrij om in overleg met haar cliënte de aanpak van de zaak te bepalen en om namens haar cliënte het standpunt in te nemen dat de door klaagster voorgestelde betalingsregeling door haar cliënte niet werd geaccepteerd. Hiervan valt verweerster tuchtrechtelijk geen verwijt te maken.
5.4 De raad kan evenmin vaststellen dat verweerster gebruik heeft gemaakt van een door haar cliënte onrechtmatig verkregen hypotheekakte. De grosse is bovendien niet door verweerster, maar door de advocaat van klaagster -bij het aanbrengen van het executie kort geding- in het geding gebracht.
5.5 De raad kan op grond van de aan de raad overgelegde stukken en het ter zitting verhandelde niet vaststellen dat verweerster de vrijheid, die haar als advocaat van de wederpartij toekwam, heeft overschreden. Klachtonderdeel a is daarom ongegrond.
Ad onderdeel b)
5.6 Het was de taak van verweerster om de belangen van haar cliënte te behartigen en om in en buiten rechte het standpunt van haar cliënte te verwoorden. Dat de namens de cliënte van verweerster ingenomen standpunten klaagster niet welgevallig waren, betekent niet dat verweerster bewust gebruik heeft gemaakt van onjuiste gegevens en informatie. Indien klaagster zich niet kon verenigen met de namens de gemeente ingenomen standpunten lag het op haar weg zich hiertegen in rechte te verweren haar standpunt met bewijsstukken te onderbouwen. Klachtonderdeel b) is eveneens ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond;
Aldus beslist door mr. R.M.M. van den Heuvel, voorzitter, mrs. A. Groenewoud en A.J.F. van Dok, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 december 2021.
Griffier Voorzitter