Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-12-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2021:219
Zaaknummer
21-516/DB/LI
Inhoudsindicatie
Raadsbeslissing. Klacht over de kwaliteit van de dienstverlening. Verweerster heeft klaagsters dossier in maart 2020 in behandeling genomen. Uit de overgelegde stukken blijkt niet van enige concrete actie van verweerster in klaagsters dossier in de periode van 11 maart 2020 tot 1 december 2020. De door verweerster naar voren gebrachte omstandigheid, dat er sprake was van drukte op haar kantoor, vormt naar het oordeel van de raad onvoldoende rechtvaardiging voor het gedurende lange tijd ontbreken van concrete actie in klaagsters zaak. Van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht dat deze de cliënt naar behoren op de hoogte houdt van de voortgang van de zaak. Naar het oordeel van de raad klaagt klaagster terecht over het feit dat de zaak lang stil heeft gelegen en dat verweerster onvoldoende met klaagster heeft gecommuniceerd. De klacht is op grond van het voorgaande gegrond. Waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 20 december 2021
in de zaak 21-516/DB/LI
naar aanleiding van de klacht van:
Klaagster
over:
Verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 14 december 2020 heeft klaagster middels het invullen van een webformulier bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 11 juni 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K20-168 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op 6 september 2021. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden met gebruikmaking van Microsoft Teams. Verschenen is verweerster. Klaagster is, als aangekondigd, niet verschenen.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 12.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Op 7 januari 2019 is klaagster een ongeval overkomen. Klaagsters letselschadezaak is in eerste instantie behandeld door verweersters kantoorgenoot mr. G. In maart 2020 heeft verweerster de behandeling van de zaak overgenomen van mr. G. In maart 2020 heeft een telefoongesprek plaatsgevonden tussen klaagster en verweerster, waarbij klaagster heeft aangegeven dat zij aanpassing wenste van het medisch advies.
2.3 Op 10 maart 2020 en 22 juli 2020 heeft klaagster e-mailberichten aan verweerster gestuurd. Klaagster heeft uiteengezet op welke punten het medisch advies naar haar mening aanpassing behoefde. Verweerster heeft klaagsters e-mailberichten niet beantwoord.
2.4 Bij e-mails d.d. 1 oktober en 17 en 21 november 2020 heeft klaagster bij verweerster geïnformeerd naar de stand van zaken.
2.5 Op 1 december 2020 heeft het eerste gesprek ten kantore van verweerster tussen klaagster en verweerster plaatsgevonden.
2.6 Op 7 december 2020 heeft verweerster een brief gestuurd aan ASR.
2.7 Bij e-mail d.d. 13 december 2020 heeft klaagster het vertrouwen in verweerster opgezegd. Klaagster heeft zich gewend tot een andere advocaat.
2.8 Op 14 december 2020 heeft klager middels het invullen van een webformulier bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld doordat zij:
1. de belangen van klaagster niet naar behoren heeft behartigd;
2. klaagster niet of onvoldoende heeft geïnformeerd over de voortgang in haar zaak en haar instemming voor bepaalde acties niet heeft gevraagd of verkregen;
3. het dossier van klaagster niet voortvarend heeft opgepakt.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht gaat over de kwaliteit van de dienstverlening van verweerster. De raad stelt voorop dat de tuchtrechter op grond van artikel 46 Advocatenwet mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënte te beoordelen indien deze daarover klaagt. Wel zal de tuchtrechter daarbij rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarde advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van de opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (vgl. Hof van Discipline 5 februari 2018, ECLI:NL:TAHVD:2018:32). De raad zal de klacht aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
5.2 Verweerster heeft klaagsters dossier in maart 2020 in behandeling genomen. Uit de overgelegde stukken blijkt niet van enige concrete actie van verweerster in klaagsters dossier in de periode van 11 maart 2020 tot 1 december 2020 terwijl de zaak dit wel verlangde. De door verweerster naar voren gebrachte omstandigheid, dat er sprake was van drukte op haar kantoor, vormt naar het oordeel van de raad onvoldoende rechtvaardiging voor het gedurende lange tijd ontbreken van concrete actie in klaagsters zaak. Van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht dat deze de cliënt naar behoren op de hoogte houdt van de voortgang van de zaak of van zaken die de voortgang belemmeren. Naar het oordeel van de raad klaagt klaagster terecht over het feit dat de zaak lang stil heeft gelegen en dat verweerster onvoldoende met klaagster heeft gecommuniceerd. De klacht is op grond van het voorgaande gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door bij de behandeling van klaagsters zaak onvoldoende voortvarendheid te betrachten en door klaagster onvoldoende over de voortgang te informeren. De raad acht de maatregel van een waarschuwing een passende maatregel.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3.
Aldus beslist door mr. R.M.M. van den Heuvel, voorzitter, mrs. L.R.G.M. Spronken, E.J.M. Rosier, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 december 2021.
Griffier Voorzitter