Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-12-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2021:263

Zaaknummer

21-486

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Geen schending gedragsregel 15. De uitzondering van lid 4 doet zich voor. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 23 augustus 2021

in de zaken 21-486/AL/NN

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over

verweerder

gemachtigde: mr. drs. K.

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) van 1 juni 2021 met kenmerk 2021 KNN 006/1320871 door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9.

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 Verweerder heeft in 2018 en 2019 de besloten vennootschap P B.V. bijgestaan. Klager houdt de aandelen in die besloten vennootschap.

1.2 Klager houdt ook de aandelen in besloten vennootschap S B.V.

1.3 Verweerder treedt thans op als advocaat namens P Estate B.V. in een geschil waarin S B.V. wederpartij is. In dat geschil wordt S B.V. vertegenwoordigd door mr. H, advocaat te Groningen. 

1.4 Het notariaat van het kantoor van mr. H was betrokken bij P Estate B.V

1.5 Bij e-mail van 21 september 2020 heeft mr. H verweerder het volgende bericht:

“(…) Zoals u weet behartig ik de belangen van zowel de heer [klager], als van zijn vennootschappen [S B.V] en [P B.V]. Client berichtte mij dat u in 2018 en 2019 ook de belangen van de heer [klager] en [P B.V.] heeft behartigd als advocaat. In de onderhavige kwestie zal ik ook de belangen van [P B.V.] behartigen, aangezien die er ook bij is betrokken. In de eerdere mail van uw cliënte [P Estate B.V] aan client wordt [P B.V.] er ook al bij betrokken.

Dit maakt dat er u niet tegen cliënten kunt optreden, aangezien er sprake is van een belangenverstrengeling, in ieder geval een schijn van, en het dat in strijd is met de voor u bekende Gedragsregels. Cliënten zijn bovendien ook verbaasd dat u deze kwestie tegen hen optreedt.

Ik verzoek u mij per ommegaande te bevestigen dat u de belangenbehartiging in de onderhavige kwestie zult staken. (…)”

1.6 Bij e-mail van 23 september 2020 heeft verweerder mr. H onder meer het volgende geschreven:

“(…) Ik kan bevestigen dat ik, zoals u al van de heer [klager] vernam, enige tijd geleden [P B.V.] als advocaat heb bijgestaan. De heer [klager] in privé heb ik evenwel, anders dan u stelt, nimmer als advocaat bijgestaan.

Datzelfde geldt voor [S B.V.] Van een belangenverstrengeling ten aanzien van de heer [klager] en/of [S B.V.] kan reeds om die reden geen sprake zijn. Voor [P B.V.] geldt voorts het volgende. (…)

De enkele omstandigheid dat [P B.V.] “er ook bij is betrokken”, maakt daarmee nog niet dat het mij niet vrij zou staan tegen deze vennootschap op te treden, laat staan om tegen [S B.V.] en/of de heer [klager] in privé op te treden. Daarbij is van belang dat [P B.V.] slechts een zeer zijdelingse betrokkenheid heeft en het voorliggende geschil er in de kern niet een is tussen cliënte en [P B.V.], maar tussen cliënte en [S B.V.] Er spelen immers een drietal te onderscheiden kwesties, zijnde achtereenvolgens de kwesties (…).

Kortom: ieder verband met eerdere dossiers en kwesties waarin ik [P B.V.] heb bijgestaan of geadviseerd, ontbreekt waar het de onderhavige kwesties betreft. Voor zover dat al anders zou zijn, beschik ik niet over van [P B.V.] verkregen vertrouwelijke informatie die van belang zou kunnen zijn voor de behandeling van die kwesties. Van enige belangenverstrengeling in welke vorm ook, laat staan de schijn daarvan, is daarmee geen enkele sprake.

Ik zie dan ook, mede indachtig het voorgaande, niet in welk redelijk bezwaar uw cliënte(n) zou(den) kunnen hebben tegen mijn betrokkenheid in dezen. U expliciteert dat ook niet in uw onderstaande e-mail. Gelet hierop is aan de voorwaarden uit gedragsregel 15 lid 3 voldaan, staat het mij vrij om cliënte bij te staan in haar geschil met uw cliënte(n) en zie ik ook overigens geen aanleiding om aan uw verzoek gehoor te geven. (…)”

1.7 Bij e-mail van 24 september 2020 van 14.15 uur heeft mr. H verweerder het volgende geschreven:

“(…) Uw e-mail heb ik aan client doorgestuurd. Hij blijft van mening dat er sprake is van een belangenverstrengeling, althans de schijn van, en blijft zich er over verbazen dat tegen hem en zijn ondernemingen optreedt. En ook ik ben van mening dat hij daar wel een punt heeft. (…)

Ik verzoek u namens clienten te heroverwegen om de zaak neer te leggen. Uw kantoorgenoot, de huidige Deken, zal dat kunnen appreciëren. Zo niet, dan hebben clienten aangegeven een klacht tegen u te zullen indienen.(…)”

1.8 Bij e-mail van 25 september 2020 van 12.42 uur heeft mr. H klager het volgende geschreven:

“Zojuist ben ik door [verweerder] gebeld. Waar ik al eerder met jou over had besproken, daar begon hij over. Namelijk, dat ons kantoor als notaris bij de aktes van (…) betrokken is geweest. Dat kan dus een belangenverstrengeling van onze kant opleveren. Ik had al met je besproken dat dat wel een punt is.

[Verweerder] heeft aangegeven dat (...) een klacht tegen mij zal indienen als ik doorga, maar is bereid dat niet te doen, als jij er ook vanaf zult zien. Het lijkt mij dat wij er verstandig aan doen om de klacht niet door te zetten en ons te concentreren op de inhoud. Graag jouw akkoord, dan kan ik het dat berichten (…)”

1.9 Bij e-mail van 25 september 2020 van 13.50 uur heeft mr. H aan verweerder het volgende geschreven:

“(…) Naar aanleiding van ons telefoongesprek heb ik met de heer [klager] gesproken en hem de situatie uitgelegd. Hoewel hij van mening blijft dat bijstand door u in deze zaak discutabel is, ziet hij ook in dat dit afleidt van de inhoud. Daarom is hij bereid de klacht te laten varen onder de voorwaarde dat ook uw client die weg niet doorzet. We kunnen ons dan concentreren op de inhoud. (…)”

1.1 Bij e-mail van 25 september 2020 van 17.15 uur heeft verweerder mr. H als volgt bericht:

“(…) Na overleg met cliënte bevestig ik het door u voorgestelde.

U kunt van mij in de loop van de week een inhoudelijke reactie verwachten. (…)”

1.11 Klager heeft als privépersoon op 14 januari 2021 een klacht bij de deken over verweerder ingediend.  

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder thans optreedt tegen een voormalig cliënt van klager en daarmee handelt in strijd met het bepaalde in Gedragsregel 15;   verweerder, nadat klager zijn bezwaren kenbaar had gemaakt, mr. H heeft laten weten bezwaar te hebben tegen diens optreden vanwege de betrokkenheid van het notariaat van het kantoor H bij P Estate B.V. Onder dreiging van een klacht tegen mr. H heeft verweerder bewerkstelligd dat hij kon blijven optreden tegen (de b.v. van) klager;  verweerder niet vooraf en uit eigener beweging om de instemming/goedkeuring van klager heeft verzocht.

3. VERWEER

3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd.

4. BEOORDELING

Klachtonderdelen a), b) en c)

4.1 De voorzitter ziet aanleiding deze klachtonderdelen gezamenlijk te beoordelen, omdat deze betrekking hebben op Gedragsregel 15.

4.2 Gedragsregel 15 luidt als volgt.

1. Gelet op zijn gehoudenheid aan met name de kernwaarden partijdigheid en vertrouwelijkheid is het de advocaat niet toegestaan, behoudens in de gevallen genoemd in het derde en vierde lid:

a.    (…)

b.    tegen een cliënt of een voormalige cliënt op te treden.

2.    (…)

3.    Van de verplichting uit het eerste lid kan de advocaat alleen afwijken indien is voldaan aan elk van de volgende drie voorwaarden:

a.    de aan de advocaat toe te vertrouwen belangen betreffen niet dezelfde zaak ten aanzien waarvan de voormalige of bestaande cliënt werd of wordt bijgestaan door de advocaat, houden daar ook geen verband mee en een toekomstig verband is evenmin aannemelijk;

b.    de advocaat beschikt niet over vertrouwelijke informatie afkomstig van zijn voormalige of bestaande cliënt, dan wel over zaaksgebonden informatie of informatie de voormalige of bestaande cliënt betreffende, die redelijkerwijs van belang kan zijn bij de behandeling van de zaak tegen deze voormalige of bestaande cliënt; en

c.    niet is gebleken van redelijke bezwaren aan de zijde van de voormalige of bestaande cliënt.

4.    Buiten het geval bedoeld in het derde lid kan de advocaat afwijken van het bepaalde in het eerste lid indien de partij die zich met het verzoek tot behartiging van zijn belangen tot de advocaat heeft gewend en de voormalige of bestaande cliënt tegen wie moet worden opgetreden op grond van hun verstrekte informatie vooraf daarmee instemmen en die instemming op behoorlijke wijze tussen voldoende gelijkwaardige partijen tot stand is gekomen.

4.3 De voorzitter overweegt dat van schending van gedragsregel 15 in dit geval geen sprake is. Daarbij kan in het midden blijven of S B.V. als een - voormalig -  cliënte van verweerder heeft te gelden vanwege de link die klager vormt tussen S B.V. en P B.V, voor wie verweerder in het verleden is opgetreden. De voorzitter is van oordeel dat de uitzondering van lid 4 zich voordoet. Blijkens de e-mail van 25 september 2020 (zie 1.9) heeft mr. H namens klager op uitdrukkelijke en ondubbelzinnige wijze ingestemd met het optreden van verweerder in het geschil tegen S B.V. De opmerking hierin dat klager de bijstand van verweerder discutabel vindt, doet hieraan niet af. Mr. H heeft na deze opmerking immers meegedeeld dat klager inziet dat “dit afleidt van de inhoud”, dat hij daarom bereid is de klacht te laten varen en dat zij zich dan kunnen concentreren op de inhoud, hetgeen ook is gebeurd. De voorzitter volgt klager niet in zijn stelling dat de instemming op onbehoorlijke wijze tot stand is gekomen. Vast staat dat verweerder en mr. H hebben gesproken over een mogelijke belangenverstrengeling van mr. H vanwege de betrokkenheid van zijn kantoor bij P Estate B.V. Mr. H heeft klager hierop meegedeeld dat verweerder bereid is af te zien van het indienen van een klacht indien klager ook  hiervan afziet en dat het verstandig is om zijn klacht niet door te zetten (zie 1.8). Hieruit volgt niet dat, zoals klager stelt, de instemming onder druk/dreiging van verweerder tot stand is gekomen. Het klachtdossier biedt ook geen aanknopingspunten voor deze stelling van klager. De voorzitter volgt klager ook niet in zijn verwijt dat de instemming niet vooraf is gegeven. Verweerder stelt dat de instemming van 25 september 2020 voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van de zaak op 5 oktober 2020 is gegeven. Nu klager zijn stelling niet nader heeft onderbouwd, gaat de voorzitter uit van de juistheid van de onderbouwde stelling van verweerder. Gelet op het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat sprake is van een instemming vooraf die op behoorlijke wijze tussen advocaten - voldoende gelijkwaardige partijen -  tot stand is gekomen. Aan de voorwaarde voor toepassing van lid 4 is voldaan. Klachtonderdelen a), b) en c) zijn kennelijk ongegrond.

4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, bijgestaan door mr. G. Panday als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2021.

Griffier                                                            Voorzitter

Bij afwezigheid van mr. G. Pandayis deze beslissing ondertekend doormr. M.M. Goldhoorn ( griffier)

Verzonden d.d. 23 augustus 2021