Rechtspraak
Uitspraakdatum
26-07-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2021:259
Zaaknummer
21-376
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Klager verwijt verweerder dat hij een zogenaamd opleveringsdocument niet aan hem heeft verstrekt. De voorzitter overweegt dat klager niet heeft onderbouwd waarom hij van mening is dat verweerder dit document in zijn bezit zou hebben. Nu ook overigens uit het dossier niet is gebleken dat verweerder het verzochte document in zijn bezit heeft en dit ook door verweerder wordt ontkend, is de voorzitter van oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door dit document niet aan klager te vertrekken. Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 26 juli 2021in de zaak 21-376/AL/MNnaar aanleiding van de klacht van:
klager oververweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 29 april 2021 met kenmerk 1292967, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.1.1 Bij brief van 28 januari 2019 heeft klager de huurovereenkomst van zijn woning in Enschede opgezegd per 28 februari 2019. In deze brief heeft klager aangegeven dat er enkele zaken ter overname aangeboden kunnen worden aan nieuwe huurders van de woning en dat indien er geen nieuwe huurders zijn die de zaken willen overnemen, de woning conform de bepalingen uit de huurovereenkomst zal worden opgeleverd.1.2 Bij brief van 21 februari 2019 heeft klager aan Regiovast Wonen B.V. (hierna te noemen: Regiovast) verzocht om een schriftelijke bevestiging van een mondelinge toezegging tot overname van zich nog in de woning bevindende zaken.1.3 Bij e-mail van 5 maart 2019 heeft klager aan Regiovast een tussen hen gevoerd telefoongesprek bevestigd inhoudende dat zijn roerende zaken in de woning mogen blijven totdat bekend is of een nieuwe huurder deze zaken overneemt en dat hij de zaken die niet worden overgenomen binnen een redelijke termijn uit de woning zal verwijderen.1.4 Verweerder treedt op als advocaat van Regiovast. Bij brief van 19 juni 2019 heeft verweerder namens Regiovast betwist dat het door klager genoemde telefoongesprek heeft plaatsgevonden en heeft hij gesteld dat op 5 maart 2019 aan klager is bevestigd dat de woning leeg en ontruimd moet worden opgeleverd waarbij tevens een extra termijn aan klager is verstrekt om alsnog aan zijn opleveringsverplichtingen te voldoen.1.5 Op 25 september 2020 heeft klager aan verweerder een e-mail gestuurd ter zake het niet overhandigen van het getekende overdrachtsformulier en verzoekt klager aan verweerder om zijn eigendommen die zich nog in de woning bevinden in goede orde en originele staat aan klager over te dragen.1.6 Verweerder heeft op 19 oktober 2020 een e-mail aan klager gestuurd waarin verweerder aangeeft dat zijn cliënt niet verder zal ingaan op claims zijdens klager inzake beweerdelijk door hem achtergelaten inboedel.1.7 Op 3 december 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij ondanks meerdere verzoeken niet het wettelijk verplichte originele opleverformulier van de huurwoning van klager aan klager heeft verstrekt.
3 VERWEER 3.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer aangevoerd dat er zich in zijn dossier geen opleveringsdocument bevindt zodat hij dat ook niet kan verstrekken.
4 BEOORDELING 4.1 De voorzitter stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het hof komt aan deze advocaat een ruime mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is echter niet absoluut, en kan onder andere beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel.4.2 Klager verwijt verweerder dat hij een zogenaamd (origineel) opleveringsdocument - met betrekking tot de huurwoning van klager - niet aan hem heeft verstrekt. De voorzitter overweegt dat klager niet heeft onderbouwd waarom hij van mening is dat verweerder dit document in zijn bezit zou hebben. Nu ook overigens uit het dossier niet is gebleken dat verweerder het verzochte document in zijn bezit heeft en dit ook door verweerder wordt ontkend, is de voorzitter van oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door dit document niet aan klager te vertrekken. Verweerder kan immers niet iets verstrekken wat hij niet heeft. Gelet op het voorgaande zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. A.H.M Dölle, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 26 juli 2021