Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-07-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2021:256

Zaaknummer

21-341

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Nu klager er bewust voor heeft gekozen om alleen datgene te betalen dat formeel gezien bij hem gevorderd was door de deurwaarder, terwijl voor hem duidelijk had moeten zijn dat dit niet het volledige bedrag was, was duidelijk dat hij niet vrijwillig alsnog het gehele bedrag zou voldoen en valt het verweerder niet tuchtrechtelijk te verwijten dat hij het vonnis van de rechtbank voor de tweede keer heeft laten betekenen. Een deurwaardersexploit is voorts, anders dan klager kennelijk veronderstelt, geen executiemaatregel.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 26 juli 2021in de zaak 21-341/AL/MNnaar aanleiding van de klacht van:

klager oververweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 14 april 2021 met kenmerk Z 1329309/MV/SD, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.1.1    Klager heeft in persoon geprocedeerd tegen de cliënten van verweerder. Bij vonnis van 25 november 2020 heeft de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de rechtbank) de vorderingen van klager afgewezen en klager veroordeeld in de proceskosten ten bedrage van € 720,-.1.2    Op 28 december 2020 heeft de deurwaarder in opdracht van verweerder het vonnis van de rechtbank aan klager betekend met het bevel om binnen twee dagen een bedrag van in totaal € 97,09 te voldoen. Klager heeft dit bedrag dezelfde dag aan de deurwaarder voldaan.1.3    Op 12 januari 2020 heeft de deurwaarder in opdracht van verweerder onder intrekking en buiten effectstelling van het exploot van 28 december 2020 opnieuw het vonnis van de rechtbank aan klager betekend met het bevel om binnen twee dagen een bedrag van in totaal € 947,68 te voldoen. Klager heeft dit bedrag op 13 januari 2021 aan de deurwaarder voldaan.1.4    Op 26 januari 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.a)    Verweerder heeft het vonnis van de rechtbank twee keer aan klager laten betekenen en hem daarmee onnodig op kosten gejaagd.b)    Verweerder heeft klager niet eerst in de gelegenheid gesteld om vrijwillig aan het vonnis van de rechtbank te voldoen.

3    VERWEER 3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING 4.1    De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerder als advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.Klachtonderdelen a) en b)4.2    De klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.4.3    Uit het klachtdossier volgt dat verweerder het vonnis van de rechtbank twee keer aan klager heeft laten betekenen omdat in het eerste exploit van de deurwaarder een fout stond; in het exploit was wel de juiste berekening van de door klager te betalen bedragen opgenomen, maar onderaan de streep was enkel een bedrag van € 97,09 opgenomen. Klager heeft ervoor gekozen om niet het volledige bedrag dat hij verschuldigd was te betalen, maar alleen het bedrag dat onder de streep stond. Dit terwijl het voor klager duidelijk had moeten zijn dat dit niet het volledige bedrag was. De door klager te betalen bedragen stonden immers in het vonnis en in het exploit vermeld. Nu klager er bewust voor heeft gekozen om alleen datgene te betalen dat formeel gezien bij hem gevorderd was door de deurwaarder, was duidelijk dat hij niet vrijwillig alsnog het gehele bedrag zou hebben voldaan en valt het verweerder niet tuchtrechtelijk te verwijten dat hij het vonnis van de rechtbank voor de tweede keer aan klager heeft laten betekenen.4.4    Klager verkeert voorts in de onjuiste veronderstelling dat een deurwaardersexploit een executiemaatregel is als bedoeld in gedragsregel 6 lid 2. Een exploit is slechts de wettelijk voorgeschreven aanzegging van executiemaatregelen. Verweerder was dan ook niet gehouden om voorafgaand aan het laten betekenen van het exploit door de deurwaarder klager van het voornemen daartoe in kennis te stellen. Overigens heeft verweerder het vonnis pas een maand later aan klager laten betekenen en heeft klager er in de tussentijd niet voor gekozen om uit eigen beweging vrijwillig aan het vonnis te voldoen.4.5    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2021.

Griffier                                                     Voorzitter

Bij afwezigheid van mr. S. el Bouazzati -van Excelis deze beslissing ondertekend doormr. W.B. Kok (griffier)

Verzonden d.d. 26 juli 2021