Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-12-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2021:277

Zaaknummer

21-858/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. Kennelijk-ongegrond. Niet gebleken dat verweerder als mediator voor de wederpartij is opgetreden.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdamvan 6 december 2021in de zaak 21-858/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

 

klagers

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 27 oktober 2021 met kenmerk 1456546/EJH/AS, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5. 

1    FEITENVoor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.1.1    Klagers hebben in 2017 een geschil met de buren gehad over een gemeenschappelijk dak. De buren hebben verweerder gevraagd om hun belangen te behartigen in dit conflict met klagers.  1.2    Verweerder heeft bij e-mail van 29 september 2017 namens de buren contact opgenomen met klagers. In dit e-mailbericht heeft verweerder klagers gevraagd of zij er iets voor voelen om de kwestie met zijn cliënten te regelen zonder in dit stadium al te kiezen voor de ‘standaard advocaten-reflex van een kwade brief/sommatie’. 1.3    Klagers zijn op dit voorstel ingegaan en op 3 oktober 2017 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen klagers en verweerder, waarbij de buren niet aanwezig waren.  1.4    Bij e-mail van 4 oktober 2017 heeft verweerder klagers geschreven dat de buren akkoord zijn met hetgeen verweerder met klagers heeft besproken en dat hij de afspraken op papier zou zetten, waarna hij klagers nog in de gelegenheid zou stellen daar op te reageren. 1.5    Diezelfde dag heeft verweerder de gemaakte afspraken in concept aan klagers toegezonden. In de  begeleidende e-mail heeft verweerder onder meer geschreven: “Ik heb gekozen voor een recht toe, recht aan tekst en laat de gebruikelijke juridische rimram even daar. Als partijen dat toch zouden willen kan dat natuurlijk. Wel lijkt mij dat beide partijen expliciet moeten accorderen door parafering of reply”. 1.6    Bij e-mail van 4 oktober 2017 hebben klagers verweerder bericht akkoord te zijn met de afspraken.  1.7    Bij e-mail van 5 oktober 2017 hebben de buren verweerder en klagers laten weten ook akkoord te zijn met de op schrift gestelde afspraken.  1.8    Bij e-mail van 5 oktober 2017 heeft verweerder de buren en klagers de tekst gestuurd waarover partijen overeenstemming hebben bereikt.   1.9    Begin 2021 heeft verweerder zich opnieuw als advocaat gemeld namens de buren bij de door klagers ingeschakelde advocaat. De kwestie betrof burenoverlast. Op 28 mei 2021 heeft verweerder namens de buren klagers in kort geding gedagvaard.  1.10    Naar aanleiding van dit optreden van verweerder hebben klagers op 5 juni 2021 bij de deken een klacht ingediend over verweerder. 

2    KLACHT2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers verwijten verweerder dat hij klachtwaardig heeft gehandeld door in hoedanigheid van mediator in 2017 de belangen van klagers te behartigen en vervolgens in strijd met gedragsregel 15 in de kortgedingprocedure tegen hen op te treden. 

3    VERWEER3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING4.1    De voorzitter overweegt allereerst dat klagers, anders dan verweerder heeft gesteld, tijdig hun klacht hebben ingediend. In artikel 46g lid 1, sub a, Advocatenwet is bepaald dat een klacht (bij de deken) moet worden ingediend binnen drie jaar nadat de klager bekend was of kon zijn met het handelen of nalaten van de advocaat waarover hij klaagt. Verweerder heeft zich begin 2021 wederom als advocaat van de buren gemeld bij de advocaat van klagers, hetgeen voor klagers aanleiding is geweest om op 5 juni 2021 - en dus ruimschoots binnen de termijn van drie jaar - een klacht in te dienen over verweerder. Klagers kunnen dan ook in hun klacht worden ontvangen. 4.2    De voorzitter stelt bij de beoordeling voorop dat het de advocaat in beginsel niet is toegestaan tegen een voormalige cliënt van hem op te treden. Dit volgt uit gedragsregel 15 lid 1, sub b. De advocaat dient zich niet in een situatie te begeven dat hij in een belangenconflict met zijn voormalige cliënt geraakt, terwijl voorts de voormalige cliënt erop moet kunnen vertrouwen dat vertrouwelijke informatie niet tegen hem kan worden gebruikt. 4.3    Voor de beantwoording van de vraag of verweerder in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 15 lid 1, sub b dient getoetst te worden of verweerder, in het geschil tussen klagers en de buren in 2017, in hoedanigheid van mediator de belangen van klagers heeft behartigd. 4.4    Klagers hebben zich op het standpunt gesteld dat verweerder tijdens het gesprek met klagers op 3 oktober 2017 heeft gezegd dat hij de rol van mediator op zich zou (willen) nemen om de kwestie tot een goed einde te brengen en dat hij heeft aangegeven de advocatenpet af te zetten. Hoewel klagers niet beschikken over documenten waaruit blijkt dat verweerder de belangen van klagers in hoedanigheid van mediator heeft behartigd, kon, aldus klagers, uit zijn gedrag ten opzichte van hen wel worden afgeleid dat hij die rol heeft vervuld. Verweerder heeft het vertrouwen van klagers gewekt en zij hebben tijdens het gesprek van 3 oktober 2017 vertrouwelijke informatie met hem gedeeld.     4.5    Verweerder heeft betwist dat hij zich in zijn contacten met klagers in 2017 heeft voorgedaan als mediator. Dat volgt ook uit de e-mails bij de klacht, waarin niet gesproken wordt over mediation. Verweerder is ook geen mediator. Tussen verweerder en klagers is geen opdrachtovereenkomst gesloten. De declaraties zijn uitsluitend aan de buren gericht en uitsluitend door de buren voldaan. De keuze van de buren voor een schikkingspoging, zoals blijkt uit de e-mail van 29 september 2017, kan niet worden opgevat als een aanbod (en aanvaarding) van een opdracht om tevens voor klagers op te treden. Ook het feit dat verweerder de overeenkomst heeft opgesteld die klagers en de buren hebben gesloten, maakt dit niet anders. Tot slot en ten overvloede heeft verweerder opgemerkt dat het kort geding over de burenoverlast geheel los staat van de in 2017 afgewikkelde kwestie met betrekking tot het dak. Van gebruik van vertrouwelijke informatie afkomstig van klagers - als daarvan al sprake zou zijn - is dan ook geen sprake. 4.6    De voorzitter is van oordeel dat klagers, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerder, onvoldoende hebben onderbouwd dat verweerder in 2017 hun belangen in hoedanigheid van mediator heeft behartigd in het conflict over het dak tussen hen en de buren. Vast staat dat er geen documenten zijn waaruit blijkt dat van dergelijk optreden van verweerder sprake is geweest of dat klagers verweerder op enig moment hebben betaald voor werkzaamheden als mediator. Ook uit de door klagers aangevoerde feiten en omstandigheden kan niet worden afgeleid dat verweerder de belangen van klagers als mediator heeft behartigd. De voorzitter begrijpt uit het klachtdossier dat verweerder in overleg met de buren - zijn cliënten - had gekozen voor een verzoenende toon naar klagers toe om het conflict niet verder op de spits te drijven. Om tot een minnelijke schikking te kunnen komen, heeft verweerder namens de buren contact gezocht met klagers en op verzoek van de buren een bespreking met klagers belegd waar de buren niet bij aanwezig waren. Deze aanpak heeft, zo blijkt uit de stukken, geleid tot een regeling waarover alle partijen tevreden waren. Het enkele feit dat verweerder door deze aanpak destijds heeft kunnen bewerkstelligen dat tussen de buren en klagers een minnelijke schikking tot stand is gekomen zonder verdere juridificering van het conflict, betekent nog niet dat verweerder als mediator de belangen van klagers heeft behartigd. De stelling van klagers dat zij vertrouwelijke informatie zouden hebben gedeeld met verweerder doet hier niet aan af. 4.7    De voorzitter concludeert op grond van het voorgaande dat nu niet is komen vast te staan dat verweerder in hoedanigheid van mediator in 2017 de belangen van klagers heeft behartigd, er van strijd met gedragsregel 15 lid 1 geen sprake is. De klacht is daarom kennelijk ongegrond. 

BESLISSINGDe voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. C. Kraak, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 december.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 6 december 2021