Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-12-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2021:202

Zaaknummer

21-579/DB/LI

Zaaknummer

21-580/DB/LI/D

Inhoudsindicatie

Advocaat heeft door voor de uit de tussen partijen gemaakte afspraken voortvloeiende geldstroom zijn derdengeldenrekening te laten gebruiken en zijn toezegging na ontvangst van het aan zijn cliënt toekomende deel van de polis op die derdengeldrekening het nodige te zullen doen, zichzelf onderdeel gemaakt van de tussen partijen overeengekomen regeling. Door zijn (financiële)afspraken niet na te komen heeft verweerder niet gehandeld overeenkomstig de (financiële) integriteit die van hem als advocaat verwacht mag worden. t Het aan de advocaat verweten handelen betreft de (financiële) integriteit van de advocaat waardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad.

Inhoudsindicatie

Klacht en dekenbezwaar gegrond, berisping, kostenveroordeling.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 6 december 2021

in de zaken 21-579/DB/LI en 21-580/DB/LI

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

 

en het bezwaar van

 

de deken

 

over:

 

verweerder

 

 

 

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 19 maart 2021 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 8 juli 2021 heeft de raad het dossier in de klachtzaak van klaagster met kenmerk K21-039 (RvD 21-579/DB/LI) en tevens het dossier inzake het bezwaar van de deken met kenmerk K21-070 (RvD 21-580/DB/LI) ontvangen

1.3 De klacht van klaagster en het bezwaar van de deken zijn behandeld op de zitting van de raad van 4 oktober 2021. Daarbij waren klaagster, de gemachtigde van klaagster, de deken en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9. Ook heeft de raad kennisgenomen van de email van 17 september 2021 van de gemachtigde van klaagster, met bijlage, de door verweerder overgelegde en voorgedragen spreekaantekeningen en van hetgeen overigens ter zitting naar voren is gebracht.

 

2 FEITEN

2.1 Klaagster was verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Verweerder stond in die procedure de wederpartij van klaagster bij. Tussen partijen is onder meer een regeling getroffen betreffende de afkoop en verdeling van een verzekeringspolis en de aflossing aan de bank van het nog openstaande bedrag van een aan partijen verleend flexibel krediet.

 

2.2 De advocaat van klaagster schreef hierover per email van 13 februari 2020 het volgende aan verweerder :

“Ik stel voor dat:

-de helft van de polis op de rekening van cliënte wordt overgemaakt (zie bijlage);

-de andere helft op uw derdengeldrekening wordt overgemaakt, daarvan het flexibel krediet volledig wordt betaald en het restant aan uw cliënt wordt overgemaakt;

-na aflossing van het krediet dit binnen 7 dagen door partijen wordt opgezegd, zodat door partijen geen nieuwe opnames gedaan kunnen worden. (….).”

 

2.3 Verweerder antwoordde op 17 februari 2020 als volgt : “Wat mij betreft is uw voorstel akkoord. Ik wacht nog op een bevestigende reactie van cliënt. Intussen kunt u mij een ondertekende instemmingsverklaring van uw cliënte toesturen. De verzekeraar wil die kennelijk en neemt geen genoegen met een verklaring van de advocaat. (….).”  Per email van 18 februari 2020 schreef verweerder het volgende: “Naar aanleiding van uw laatste bericht, deel ik u mede dat cliënt instemt met uw voorstel. Ik zie dan graag de toestemmingsverklaring van uw cliënte tegemoet en doe dan het nodige.” De advocaat van klaagster heeft op 25 februari 2020 een door cliënte ondertekende instemmingsverklaring aan verweerder toegezonden.

 

2.4 Verweerder heeft de helft van de afkoopsom van de polis op zijn derdengeldenrekening ontvangen. Het bedrag is niet aangewend ter aflossing van het flexibel krediet. Verweerder heeft in opdracht van zijn cliënt zijn factuur met dit bedrag verrekend en het restant aan zijn cliënt overgemaakt. 

 

2.5 De advocaat van klaagster schreef per email van 28 januari 2021 het volgende aan verweerder : “(….) Cliënte heeft onlangs vernomen dat u/uw cliënt de afspraken die vorig jaar zijn gemaakt, niet bent/is nagekomen. (…..) Cliënte ontving thans een brief van ABN Amro waarin werd medegedeeld dat er nog een aanzienlijk bedrag van het Flexibel Krediet openstaat. Ik verzoek u mij per ommegaande mede te delen weshalve u vorig jaar van de uitkering van Nationale Nederlanden op uw derdengeldenrekening niet het deel van het Flexibel Krediet hebt voldaan, dat uw cliënt nog moest voldoen. Dit was immers de afspraak. (….)”.

Verweerder heeft hierop niet gereageerd. De advocaat schreef vervolgens per email van 25 februari 2021 het volgende : “Naar aanleiding van mijn emailbericht d.d. 28 januari 2021 heb ik tot op heden niet van u mogen vernemen.  Ik verzoek u mij binnen 7 dagen na heden te berichten waarom u vorig jaar van de uitkering van Nationale Nederlanden op uw derdengeldenrekening niet het deel van het Flexibel Krediet hebt voldaan, dat uw cliënt nog moest voldoen. Met andere woorden, waarom hebt u niet gehandeld conform hetgeen tussen partijen overeen was gekomen? Ik verzoek u om hierover opheldering te verschaffen. (…)”. En vervolgens schreef de advocaat van klaagster het volgende per e-mail van 1 maart 2021 : “Inzake opgemelde kwestie bericht ik u dat uw cliënt (….) mij bij emailbericht d.d. 26 februari 2021 heeft medegedeeld dat hij met het betreffende geldbedrag uw rekening heeft betaald. Daarnaast heeft uw cliënt -naar eigen zeggen- met dit geldbedrag de borg van zijn huurwoning betaald. Graag verzoek ik u nogmaals om mij hierover -naar aanleiding van dit bericht- zo spoedig mogelijk doch uiterlijk 3 februari 2021 opheldering te verschaffen. Indien hetgeen (cliënt verweerder) aan mij heeft medegedeeld namelijk juist is, heeft u onmiskenbaar gehandeld in strijd met de tussen partijen gemaakte afspraken door het krediet niet af te lossen. Zulks acht ik in strijd met de gedragsregels (onder andere gedragsregels 1 en 24). (…..)”.

 

2.4     Klaagster heeft op 19 maart 2021 een klacht over verweerder bij de deken ingediend.

 

3 KLACHT en BEZWAAR

3.1 De klacht en het bezwaar houden, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager en de deken verwijten verweerder het volgende:

Verweerder heeft, in strijd met de gemaakte afspraken, de opbrengst van een polis, die op zijn derdengeldrekening is gestort, niet aangewend voor de aflossing van een flexibel krediet.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft tegen de klacht en het bezwaar verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1 De klacht en het bezwaar hebben betrekking op het handelen van verweerder in zijn hoedanigheid van de wederpartij van klaagster. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. Naast de onder 5.1 vermelde maatstaf toetst de tuchtrechter het handelen van een advocaat ook aan de hand van de (financiële) integriteit die van een behoorlijk handelend advocaat in het algemeen jegens alle bij de rechtspleging betrokkenen, waaronder ook de (advocaat van de) wederpartij, verwacht mag worden. Integriteit van advocaten is van belang voor het goed functioneren van de advocatuur als beroepsgroep en voor het vertrouwen dat de samenleving in de advocatuur heeft. Een advocaat dient zich er te allen tijde van bewust te zijn dat door de wetgever aan zijn beroepsgroep, gelet op de van die beroepsgroep verwachte betamelijke beroepsuitoefening, bijzondere privileges zijn verleend. De kernwaarde integriteit brengt onder meer met zich mee dat een advocaat kan worden vertrouwd op het nakomen van afspraken. De raad zal de klacht met inachtneming van bovenvermelde maatstaven beoordelen.

5.2 Uit de aan de raad overgelegde stukken en het ter zitting verhandelde volgt dat de advocaat van klaagster en verweerder namens hun cliënten afspraken hebben gemaakt, waarbij onder meer is overeengekomen dat na ontvangst van de betaling op de derdengeldenrekening van verweerder, hiervan het openstaande krediet zou worden afgelost en het restant op de rekening van zijn cliënt over te boeken. Verweerder heeft per email van 18 februari 2020 hierover aan de advocaat van klaagster bericht dat zijn cliënt instemde met het voorstel en dat hij het nodige zou verrichten. Verweerder heeft door de geldstroom via zijn derdengeldenrekening te laten verlopen en toe te zeggen zelf het nodige te zullen doen, zichzelf onderdeel van de na te komen afspraken gemaakt. Gelet op de berichtgeving van verweerder mocht (de advocaat van) klaagster erop vertrouwen dat verweerder deze toezegging gestand zou doen en hoefde zij er geen rekening mee te houden dat verweerder zich, na een andersluidende opdracht van zijn cliënt, niet langer aan de gemaakte afspraak gebonden achtte.  

5.3 Vast staat dat verweerder na ontvangst van het aan zijn cliënt toekomende deel van de polis op zijn derdengeldenrekening niet is overgegaan tot aflossing van het krediet, maar dat hij dit bedrag in opdracht van zijn cliënt gedeeltelijk heeft verrekend met zijn factuur en gedeeltelijk op diens bankrekening heeft overgemaakt. Verweerder heeft hierover ter zitting van de raad verklaard dat hij destijds in tweestrijd verkeerde, maar dat hij, zonder de instemming van zijn cliënt het bedrag niet kon aanwenden ter aflossing van het krediet. Verweerder stelt dat niet hij maar zijn cliënt zich jegens klaagster had verplicht. Verweerder heeft daarom na ontvangst van de betaling op zijn derdengeldenrekening gehandeld conform de opdracht/wens van zijn cliënt welke hij moest respecteren, omdat hij het belang van zijn cliënt en niet het belang van klaagster diende te behartigen.

5.4 Verweerder miskent hiermee zijn eigen verantwoordelijkheid voor de nakoming van de overeengekomen regeling. Klaagster mocht er op vertrouwen dat verweerder conform diens toezegging zou handelen en met de op zijn derdengeldenrekening ontvangen gelden, conform afspraak, zou overgaan tot aflossing van het krediet. Voorzover, zoals verweerder heeft aangevoerd, de cliënt van verweerder later terugkwam op zijn eerdere instemming met de regeling, had het op de weg van verweerder gelegen zijn cliënt te wijzen op de overeengekomen regeling, waaraan verweerder zichzelf, met instemming van zijn cliënt, had verbonden. Verweerder heeft door zijn handelwijze de belangen van klaagster nodeloos geschaad. Verweerder was ervan op de hoogte dat klaagster door de afspraak om het krediet af te lossen niet na te komen, hoofdelijk aansprakelijk bleef voor de aflossing van het krediet, met alle (financiële) gevolgen van dien. Verweerder heeft door zijn (financiële) afspraken niet na te komen gehandeld in strijd met de integriteit die van hem als advocaat mocht worden verwacht en het vertrouwen in de advocatuur geschaad, wat hem tuchtrechtelijk ernstig valt aan te rekenen.

5.5 Naar het oordeel van de raad zijn de (gelijkluidende) klacht van klaagster en het bezwaar van de deken op grond van al het bovenstaande gegrond.

 

6 MAATREGEL

6.1 Verweerder heeft door voor de uit de tussen partijen gemaakte afspraken voortvloeiende geldstroom zijn derdengeldenrekening te laten gebruiken en zijn toezegging na ontvangst van het aan zijn cliënt toekomende deel van de polis op die derdengeldrekening het nodige te zullen doen, zichzelf onderdeel gemaakt van de tussen partijen overeengekomen regeling. Door zijn (financiële)afspraken niet na te komen heeft verweerder niet gehandeld overeenkomstig de (financiële) integriteit die van hem als advocaat verwacht mag worden. Omdat het aan verweerder verweten handelen de (financiële) integriteit van verweerder betreft en het vertrouwen in de advocatuur is geschaad zal de raad aan verweerder de maatregel berisping opleggen.

 

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Omdat de raad de klacht van klaagster gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster in klachtzaak 21-579/DB/LI betaalde griffierecht van € 50,- haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) € 50,- reiskosten van klaagster in klachtzaak 21-579/DB/LI,

b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

c) € 500,- kosten van de Staat.

 

7.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klaagster. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

- verklaart de klacht en het bezwaar gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van berisping op;

- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster in klachtzaak 21-579/DB/LI ;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klaagster in klachtzaak 21-579/DB/LI, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4;

 

Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mrs. A.A.M. Schutte en M. Callemeijn, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 december 2021.

 

 

 

  Griffier                                                                          Voorzitter