Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-11-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2021:248

Zaaknummer

21-148

Inhoudsindicatie

Klaagster verwijt verweerder dat hij geen opdrachtbevestiging aan klaagster gestuurd voor de werkzaamheden die hij vanaf juni 2018 voor klaagster heeft verricht. Het kostenaspect is door verweerder niet voldoende met klaagster doorgesproken. Omdat verweerder klaagster met tussenpozen vanaf 2017 is blijven adviseren over dezelfde problemen in dezelfde situatie, is de raad van oordeel dat verweerder in dit geval geen tuchtrechtelijk verwijt is te maken en is dit verwijt ongegrond. Voorts verwijt klaagster verweerder dat hij haar belangen onvoldoende behartigd heeft. De raad oordeelt dat dit niet het geval is geweest. Klaagsters opdracht was om een loonvordering te innen. Dat heeft verweerder met succes gedaan. Voor de andere thans door klaagster aangedragen problemen heeft verweerder geen opdracht gekregen. Het verwijt van klaagster dat verweerder onvoldoende deskundig was heeft zij onvoldoende onderbouwd. De klacht is ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 8 november 2021in de zaak 21-148/AL/NNnaar aanleiding van de klacht van:

[klaagster] over[verweerder]

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Op 21 januari 2020 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.1.2    Op 15 februari 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2020 KNN016/1070693 van de deken ontvangen.1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 10 september 2021. Daarbij waren klaagster en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 13.

2    FEITEN 2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.2.2    In 2012 is verweerder aangesteld tot curator in het faillissement van H.R.Y.W. B.V. In deze B.V. was de exploitatie ondergebracht van het hotel dat gevestigd was in onroerend dat eigendom was van de heer S. Klaagster was bij de gefailleerde BV in dienst als bedrijfsleidster. Na het faillissement heeft de heer S. de exploitatie voortgezet. Klaagster werd toen manager van het hotel.2.3    In 2016 is klaagster ziek geworden. Haar re-integratie is problematisch verlopen. Klaagster heeft contact met verweerder gezocht over deze situatie. In 2017 was er sprake van een loonachterstand. Klaagster werd daarin aanvankelijk bijgestaan door haar rechtsbijstandsverzekeraar. Deze heeft verweerder ingeschakeld om een loonvordering in te stellen. Voor die opdracht heeft verweerder op 9 maart 2017 een bevestiging aan klaagster gezonden. Die loonvordering is voldaan.2.4    In juni 2018 heeft klaagster opnieuw contact gezocht met verweerder over een loonachterstand en niet betaalde overuren. Aanvankelijk is tijdens een bespreking op 19 juli 2018 overeenstemming bereikt met de werkgever, de heer S. over een schikking, maar klaagster is daarop terug gekomen. In september 2018 heeft verweerder opnieuw overeenstemming met de werkgever bereikt over een schikkingsvoorstel. Dat is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst. Daarnaast heeft verweerder een borgstelling van de werkgever in privé bedongen. De heer S. is de afspraken aanvankelijk niet nagekomen. Uiteindelijk heeft de heer S. betaald.2.5    Sinds april 2019 verricht verweerder werkzaamheden voor de heer S.2.6    Klaagster heeft in november 2019 een klacht tegen verweerder ingediend bij zijn kantoor. Deze interne klachtenprocedure heeft niet tot een oplossing geleid.

3    KLACHT 3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:a)    geen opdrachtbevestiging aan klaagster te sturen voor de werkzaamheden die hij vanaf juni 2018 voor klaagster heeft verricht. Het kostenaspect is door verweerder niet voldoende met klaagster doorgesproken;b)    de belangen van klaagster onvoldoende te behartigen en niet partijdig te zijn. Hij heeft haar niet beschermd tegen de ziekmakende situatie op de werkvloer. Die problemen hadden moeten worden opgelost. Daarentegen werd er toegewerkt naar een einde van haar dienstverband. Dat verweerder niet partijdig was is wel gebleken uit het feit dat verweerder werkzaamheden voor de heer S. is gaan verrichten toen klaagsters klacht nog in behandeling was bij het kantoor van verweerder;c)    er niet voor te zorgen dat de horecavergunning van hotel niet langer op de naam van klaagster stond. Uiteindelijk heeft verweerder klaagster gevraagd de uitschrijving zelf te regelen. Daardoor moest het hotel sluiten. Ook hieruit blijkt dat verweerder klaagsters belangen onvoldoende behartigd heeft;d)    de afspraken die geleid hebben tot de vaststellingsovereenkomst niet voorafgaand voor klaagster op papier te zetten. Nadat klaagster in juli 2018 het schikkingsvoorstel alsnog had afgewezen, is verweerder opnieuw met de werkgever gaan onderhandelen zonder klaagster inzicht te geven wie welk voorstel heeft gedaan;e)    onvoldoende deskundig te zijn op het gebied van het arbeidsrecht. Een deskundig advocaat zou er alles aan gedaan hebben om de positie van de kwetsbare werknemer te beschermen. Alle stukken, zoals een deskundigenoordeel waren daarvoor aanwezig. Verweerder heeft daar geen gebruik van gemaakt. Klaagster heeft haar eigen belangen moeten behartigen.

4    VERWEER Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd4.1    Klachtonderdeel a)Verweerder erkent dat hij na de opdrachtbevestiging van maart 2017 in 2018 niet opnieuw een opdrachtbevestiging aan klaagster heeft gezonden. Verweerder had op verzoek van klaagster het dossier uit 2017 niet gesloten. Af en toe benaderde klaagster verweerder met vragen in het kader van een loonvordering op haar werkgever. Verweerder verkeerde in veronderstelling dat de afspraken met klaagster voldoende waren besproken. Hij heeft regelmatig de kosten besproken.4.2    Klachtonderdeel b)Verweerder heeft het belang van klaagster altijd voorop gesteld. Hij heeft haar geadviseerd te trachten het arbeidsgeschil in der minne op te lossen omdat met name de bewijslast voor de vordering van niet betaalde overuren lastig was. Daarvan was geen enkele administratie bijgehouden. Ook de slechte financiële situatie van de werkgever gaf daartoe aanleiding. Klaagster heeft verweerder nooit verzocht haar belangen te behartigen in het kader van haar re-integratie. Er was alleen sprake van een loonvordering. Het voor klaagster behaalde resultaat van € 50.000,00 netto ( ca € 102.000,00 bruto) is een uitstekend resultaat. Dat is uit de privé middelen van de heer S. betaald. De B.V. beschikte niet over deze middelen.4.3    Klachtonderdeel c)In december 2018 heeft klaagster aangegeven dat de horecavergunning van het hotel op haar naam stond. Verweerder heeft dit aan de advocaat van de werkgever gemeld. Hij heeft klaagster aangegeven dat zij dit ook zelf met de gemeente kon regelen en dat dit efficiënter was en minder kosten met zich mee zou brengen. Hij heeft er nadien niets meer over vernomen.4.4    Ad klachtonderdeel d)In juli 2018 heeft verweerder zowel per email als in besprekingen met klaagster en haar broer de contouren geschetst van een mogelijke overeenkomst. Tijdens en na de bespreking op 19 juli 2018 waar klaagster en haar broer bij aanwezig waren is de inhoud van de overeenkomst uitvoerig met hen doorgenomen. Na de bespreking heeft verweerder een en ander aan de wederpartij per email bevestigd en daarvan ook klaagster een kopie gezonden. Nadat klaagster op haar instemming was terug gekomen heeft verweerder haar gevraagd wat haar uitgangspunten waren, wat zij wilde bereiken en onder welke condities. Na op 23 juli 2018 met klaagster en haar broer gesproken te hebben heeft verweerder op 25 juli 2018 klaagster per email het besprokene bevestigd en haar een concept voorstel gezonden.4.5Ad klachtonderdeel e)Verweerder is deskundig op het gebied van het arbeidsrecht. Hij is lid van diverse specialistenverenigingen op dit gebied. Hij heeft de belangen van klaagster op deskundige en zorgvuldige wijze behartigd. Het behaalde eindresultaat is uitstekend, mede door de bedongen zekerheden.

5    BEOORDELING 5.1    De raad stelt voorop dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening door een advocaat aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Een van de eisen is dat een advocaat ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil belangrijke informatie en afspraken schriftelijk dient te bevestigen aan zijn cliënt. Daartoe behoort een beschrijving van onder meer de verleende opdracht, alsmede de daarvoor geldende voorwaarden. De raad zal de klachten van klaagster aan de hand van vorenstaande criteria toetsen.5.2    Klachtonderdeel a)Vast staat dat verweerder in 2018 niet opnieuw een opdrachtbevestiging aan klaagster heeft gezonden. Hij meende dat de afspraken die in 2017 met klaagster waren gemaakt voldoende duidelijk waren. Achteraf bezien blijken die afspraken voor klaagster niet duidelijk te zijn geweest. In het licht van de regelgeving op dit punt, zoals Gedragsregel 16, en de criteria die op grond daarvan in de jurisprudentie zijn ontwikkeld had verweerder er beter aan gedaan de afspraken met klaagster (opnieuw) schriftelijk vast te leggen, ook al heeft verweerder in feite zijn werkzaamheden na 2017 heeft voortgezet op basis van het bestaande dossier. Omdat hij klaagster met tussenpozen is blijven adviseren over dezelfde problemen in dezelfde situatie, namelijk een loonvordering tegen dezelfde werkgever is de raad van oordeel dat verweerder in dit geval geen tuchtrechtelijk verwijt is te maken. Dit klachtonderdeel in ongegrond.5.3    Ad de klachtonderdelen b), c), en d)Naar het oordeel van de raad lenen deze onderdelen van de klacht zich voor gezamenlijke behandeling. Ze betreffen het verwijt van klaagster dat verweerder haar belangen onvoldoende behartigd heeft door aan te sturen op beëindiging van haar dienstverband en niets te doen aan de onveilige situatie op de werkvloer. Ook de gang van zaken rond de horecavergunning op haar naam illustreert volgens klaagster dat verweerder haar belangen onvoldoende behartigde. De raad betrekt hierbij ook klaagsters verwijt  dat verweerder onvoldoende met klaagster communiceerde bij het opstellen van de vaststellingsovereenkomst. De raad onderschrijft het standpunt van verweerder dat hij geen opdracht had om het re-integratieproces van klaagster te ondersteunen. Hij heeft onbetwist gesteld dat hij het deskundigenrapport dat er volgens klaagster was, niet kende. Van verweerder kon ook niet verwacht worden dat hij met succes de door klaagster geschetste onveilige situatie op de werkvloer had kunnen ombuigen in een veilige werkplek Het moet van meet af aan voor klaagster duidelijk zijn geweest dat verweerder streefde naar beëindiging van het dienstverband op zo gunstig mogelijke voorwaarden. Zij heeft immers actief deel genomen aan de schikkingsonderhandelingen, daarbij bijgestaan door haar broer. Nadat klaagster het eerste resultaat van die onderhandelingen afwees, is zij ook betrokken geweest bij het nieuwe voorstel aan de werkgever. Uiteindelijk heeft zij ingestemd met het onderhandelingsresultaat, namelijk de betaling van een aanzienlijke som geld. Dat verweerder nadat de zaak van klaagster was afgerond voor de heer S. is gaan optreden in andere kwesties, levert geen voldoende argument op voor de stelling dat verweerder de belangen van klaagster onvoldoende zou hebben behartigd. De kwestie van de horecavergunning viel eveneens buiten de opdracht van verweerder, namelijk het innen van een loonvordering. Verweerder heeft klaagster een praktisch advies op dit punt gegeven en daarna niets meer over de kwestie vernomen zodat hij er vanuit mocht gaan dat de zaak geregeld was. Al met al is de raad van oordeel dat verweerder de belangen van klaagster op passende wijze heeft behartigd. Deze klachtonderdelen zijn ongegrond.5.4    Ad klachtonderdeel e)Klaagsters verwijt verweerder dat hij onvoldoende deskundig was, maar onderbouwt dat naar het oordeel van de raad niet met relevante feiten. Klaagster heeft verweerder ingeschakeld omdat hij deskundig is op het gebied van het arbeidsrecht en klaagster een loonvordering wenste te innen. Verweerder was op de hoogte van klaagsters problemen op de werkvloer maar het lag niet binnen zijn opdracht en zijn deskundigheid om die problemen op te lossen. Dit onderdeel van de klacht is eveneens ongegrond.

BESLISSING De raad van discipline:-    verklaart de klacht ongegrond.    Aldus beslist door mr. mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. N.A. Heidanus, H.J. Voors, H.Q.N. Renon, P. Rijnsburger, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier en uitgesproken in het openbaar op 8 november 2021.

Griffier                                                     Voorzitter

Verzonden d.d. 8 november 2021