Rechtspraak
Uitspraakdatum
01-12-2021
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2021:229
Zaaknummer
210345
Inhoudsindicatie
Klacht over deken niet verwezen door de voorzitter van het hof. Gezien de wettelijke bevoegdheid uit de Advocatenwet is het aan de deken te bepalen of hij gebruik maakt van zijn bevoegdheid een standpunt in te nemen. De klacht ziet voor het overige op ernstige verwijten, dat de deken strafbare feiten heeft gepleegd, terwijl daarvoor nog geen begin van een onderbouwing is gegeven. Misbruik van klachtrecht. Afwijzing verzoek.
Uitspraak
BESLISSING
van de plaatsvervangend voorzitter van
het Hof van Discipline
van 1 december 2021
in de klachtzaak met nummer 210345
in de zaak van:
klager
tegen:
verweerder
1 HET VERZOEK
1.1 Verwezen wordt naar twee e-mailberichten van klager, gedateerd 19 november 2021. Eén van 11.17 uur, gericht aan een veelheid van ontvangers waaronder voor zover van belang het hof van discipline, de raad van discipline in het ressort Amsterdam en het bureau van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland. Deze is door klager om 11.22 uur doorgestuurd aan een veelheid van ontvangers. Het tweede e-mailbericht, van 11.35 uur, is gericht aan meerdere ontvangers, waaronder voor zover van belang het hof van discipline. In deze e-mailberichten formuleert klager een klacht over verweerder en verzoekt hij aan het bureau van de orde de klacht over verweerder door te geleiden aan de voorzitter van het hof. Overigens is diezelfde klacht van 19 november 2021 door het bureau van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland aan de griffie van het hof gezonden per e-mail van 26 november 2021.
2 DE BEOORDELING
2.1 De klacht van klager ziet op het gegeven dat verweerder in zijn hoedanigheid van deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland geen dekenstandpunt heeft geformuleerd over de klacht van klager. Hierdoor heeft verweerder de leidraad dekenale klachtbehandeling geschonden, aldus klager. Verder verwijt klager verweerder dat hij door dit handelen strafbare feiten pleegt zoals misleiding en obstructie van justitie en stelt klager dat de hele Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland een criminele organisatie is.
2.2 Voorop gesteld wordt dat de wettelijk geregelde bevoegdheid van de deken om een dekenstandpunt in te nemen ex. art. 46d lid 8 Advocatenwet geen verplichting voor de deken meebrengt. Het staat hem vrij hier al dan niet gebruik van te maken. Dat de leidraad dekenale klachtbehandeling de uitvoering van die bevoegdheid nader invult, brengt geen algemene verplichting mee voor de deken om van die bevoegdheid gebruik te maken. Dit verwijt heeft daarom onvoldoende gewicht om in aanmerking te komen voor verwijzing naar een deken van een andere orde voor onderzoek en behandeling ex art. 46c lid 5 Advocatenwet.
2.3 Voor zover klager in het verlengde hiervan de deken verwijt strafbare feiten te plegen, wordt vastgesteld dat klager op zeer lichtzinnige wijze dergelijke zware aantijgingen doet aan het adres van verweerder. Er is nog geen begin van een onderbouwing door klager in dit verband gegeven, reden waarom deze verwijten niet zijn te kwalificeren als een serieus te nemen klacht die voor verwijzing in aanmerking komen. Klager maakt hiermee misbruik van zijn klachtrecht tegen de deken en ook daarom zal deze klacht van klager niet naar een deken van een andere orde worden verwezen.
3 BESLISSING
De plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline:
3.1 wijst af het verzoek om verwijzing van de klacht naar een deken van een andere orde voor onderzoek en behandeling.
Deze beslissing is gewezen op 1 december 2021 door mr. E.W. de Groot, plaatsvervangend voorzitter.
Plaatsvervangend voorzitter
De beslissing is verzonden op 3 december 2021.