Rechtspraak
Uitspraakdatum
29-11-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2021:272
Zaaknummer
21-850/A/A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. klacht over advocaat wederpartij. Niet ten onrechte gecommuniceerd met advocaat wederpartij. Geen onnodige kosten. Klacht kennelijk-ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdamvan 29 november 2021
in de zaak 21-850/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 19 oktober 2021 met kenmerk 2020-1305056/EJH/FS, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.
1 FEITENVoor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Tussen klager en de cliënte van verweerder (hierna: Heavac B.V.) zijn twee samenhangende procedures aanhangig, de ene bij de rechtbank Oost-Brabant, locatie Eindhoven, en de andere bij het gerechtshof Den Bosch (hierna samen: de procedures). In de procedure in Den Bosch wordt klager bijgestaan door een advocaat, mr. de H. De procedures betreffen een geschil over de einddatum van een huurovereenkomst van een bedrijfspand. Verder heeft klager verlof gekregen om conservatoir beslag te leggen ten laste van Heavac B.V. Deze processuele situatie tussen klager en Heavac B.V. heeft tevens geleid tot een complicatie met de energieleverancier Enexis. Hierover heeft correspondentie plaatsgevonden tussen verweerder met klager en met mr. de H. 1.2 Bij e-mail van 29 januari 2020 heeft klager verweerder verzocht om alle correspondentie met betrekking tot de door hem ten laste van Heavac B.V. gelegde beslagen uitsluitend aan hem te richten.1.3 Bij e-mail van 8 mei 2020 heeft verweerder aan klager met mr. de H in de cc een afschrift van de memorie van grieven gestuurd, die hij had ingediend bij het gerechtshof Den Bosch. 1.4 Bij e-mail van 15 december 2020 heeft verweerder een bericht gestuurd aan mr. de H over de kwestie ten aanzien van de energieleverancier Enexis. In de e-mailwisseling die hierop op dezelfde datum tussen klager en verweerder is gevolgd heeft klager verweerder verzocht in de zaken waarin mr. de H niet namens klager optreedt, geen contact met mr. de H op te nemen. Verweerder heeft hierop geantwoord dat hij het bericht van klager niet kan plaatsen, aangezien er momenteel twee gerechtelijke procedures aanhangig zijn tussen Heavac B.V. en klager en verweerder uit deze twee procedures en uit zijn contact met mr. de H ondubbelzinnig heeft afgeleid dat mr. de H klager ook in de kwestie met de energieleverancier Enexis bijstaat. Verweerder heeft geen bericht ontvangen dat dat inmiddels anders is. De gedragsregels schrijven hem voor dat hij zich tot mr. de H richt in correspondentie die op dit juridische geschil betrekking heeft. Om die reden heeft verweerder mr. de H wederom in de cc van zijn reactie gezet. Klager heeft hierop geantwoord dat hij, nu verweerder zich niets aantrekt van zijn instructies, een klacht over hem gaat indienen bij de deken. 1.5 Op 18 december 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende. a) In weerwil van herhaalde instructies van klager blijft verweerder hardnekkig berichten sturen aan klagers advocaat in zaken waarin zijn advocaat klager niet als zodanig vertegenwoordigt. b) Door dit gedrag van verweerder ziet klager zich geconfronteerd met onnodige advocaatkosten.
3 VERWEER3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING4.1 De klacht heeft betrekking op het handelen van verweerder als advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt(e) te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt(e), goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt(e) de belangen van de wederpartij onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Het optreden van verweerder dient aan de hand van deze maatstaf beoordeeld te worden. Klachtonderdeel a) 4.2 Klager verwijt verweerder ten eerste dat hij klagers advocaat betrekt in kwesties waarin klager niet door zijn advocaat wordt vertegenwoordigd en dat verweerder in weerwil van klagers instructies dit niet te doen, hiermee door is blijven gaan. 4.3 In gedragsregel 25 lid 1 is bepaald dat indien een advocaat zich in verbinding wil stellen met een wederpartij waarvan hij weet dat deze wordt bijgestaan door een advocaat, hij dit slechts doet door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze hem toestemming heeft verleend zich rechtstreeks tot de wederpartij te wenden. 4.4 Verweerder heeft betoogd dat hij gelet op deze gedragsregel zich over de in geschil zijnde kwesties gebonden voelde zich tot mr. de H te wenden. Zo heeft hij met betrekking tot de correspondentie van januari/mei 2020, die gaat over het door verweerder doorsturen van de memorie van grieven, aangevoerd dat hij deze aan klager heeft gestuurd met mr. de H in de cc, omdat zich op het moment van zijn e-mail van 8 mei 2020 nog geen advocaat had gesteld in de procedure bij het gerechtshof Den Bosch, maar hij ervan op de hoogte was dat mr. de H klager in deze procedure zou gaan bijstaan. De naam van mr. de H stond immers in de dagvaarding vermeld in de procedure bij de rechtbank Oost-Brabant en in de daarmee samenhangende aan Heavac B.V. betekende beslagstukken. In deze beslagstukken stond uitdrukkelijk vermeld de correspondentie ter zake uitsluitend aan mr. de H te richten. Het beslag is een integraal onderdeel van de procedure waarin mr. de H klager vertegenwoordigt. 4.5. De e-mailwisseling van 15 december 2020 tussen verweerder en mr. de H betrof het doorsturen van de e-mailcorrespondentie tussen Heavac B.V. en de energieleverancier Enexis over de gasaansluiting van het bedrijfspand. Aangezien klager zich in de procedures op het standpunt heeft gesteld dat Heavac B.V. nog altijd de huurder van het pand is en haar aansprakelijk heeft gesteld voor schades aan het pand en kosten die verband houden met het voortijdig vertrek van Heavac B.V. en de energieleverancier afspraken wilde maken over een nieuw leveringscontract, betreft de correspondentie hetzelfde feitencomplex dat aan de procedures ten grondslag ligt en is daarmee verknocht met deze procedures, aldus nog steeds verweerder. Bovendien kunnen er geen substantiële kosten verbonden zijn aan het doorsturen van deze correspondentie. 4.6. De voorzitter stelt vast dat klager de door verweerder geschetste feiten niet heeft weerlegd in repliek, zodat de voorzitter uitgaat van de juistheid hiervan. Naar het oordeel van de voorzitter mocht verweerder, gelet op zijn uitleg, ervan uitgaan dat mr. de H klager ook zou vertegenwoordigen in de procedure bij het gerechtshof Den Bosch en heeft hij zodoende niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door de memorie van grieven in cc aan mr. de H te sturen. Voor zover klager met zijn klacht ook doelt op door verweerder aan mr. de H gerichte correspondentie inzake de beslagen die namens klager ten laste van Heavac B.V. zijn gelegd, overweegt de voorzitter dat uit de beslagstukken duidelijk blijkt dat deze op naam van mr. de H staan en deze aan Heavac B.V. zijn betekend met de uitdrukkelijke instructie om correspondentie hierover uitsluitend aan mr. de H te richten. Ook in zoverre is derhalve geen sprake van verwijtbaar handelen. 4.7. Evenmin heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door de e-mailwisseling tussen Heavac B.V. en de energieleverancier Enexis (bij e-mail van 15 december 2020) aan mr. de H door te sturen. Verweerder heeft afdoende aangetoond dat deze correspondentie verknocht is met het feitencomplex dat aan de procedures ten grondslag ligt en heeft zich gelet hierop in overeenstemming met gedragsregel 25 lid 1 hierover tot mr. de H gewend. 4.8 De conclusie uit het voorgaande is dat klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond is. Klachtonderdeel b) 4.9. Voor zover klager verweerder in dit klachtonderdeel verwijt dat hij hem door zijn e-mails aan mr. de H nodeloos op kosten heeft gejaagd, overweegt de voorzitter het volgende. De voorzitter stelt vast dat klager zich met dit klachtonderdeel beroept op schending van gedragsregel 6 lid 1. Hierin is bepaald dat de advocaat een doelmatige behandeling van de zaak nastreeft en in het oog houdt dat ook ten laste van een wederpartij of andere betrokkenen geen onnodige kosten worden gemaakt. De voorzitter is het met verweerder eens dat door het enkel ter kennisgeving doorsturen van correspondentie er op zichzelf geen sprake is van substantiële kosten. De voorzitter volgt verweerder bovendien in zijn standpunt dat in hoeverre klager als gevolg van deze informatie advocaatkosten maakt, hoofdzakelijk afhankelijk is van de inhoud van de opdracht die hij in dat kader zelf aan zijn advocaat geeft. Ook dit klachtonderdeel is dan ook kennelijk ongegrond. 4.9. Op grond van het voorgaande zal de voorzitter klachtonderdelen a) en b) met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSINGDe voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in beide onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 november 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden op 29 november 2021