Rechtspraak
Uitspraakdatum
03-12-2021
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2021:221
Zaaknummer
210224
Inhoudsindicatie
Verzoek aanwijzing van een advocaat (artikel 13 Advocatenwet). De deken heeft een advocaat aangewezen om een advies uit te brengen over de juridische mogelijkheden en haalbaarheid van de door klaagster gewenste juridische procedure. Een dergelijke beslissing is geen afwijzing van het verzoek van klaagster als bedoeld in artikel 13 van de Advocatenwet. Op grond van dat artikel is er alleen in het geval van een afwijzing voor het hof een taak weggelegd. Nu uit het vorenstaande volgt dat de deken nog geen besluit over het al dan niet toewijzen van een advocaat aan klaagster heeft genomen, is het beklag van klaagster prematuur. Het beklag van klaagster zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Uitspraak
BESLISSING
van 3 december 2021
in de zaak 210224 naar aanleiding van het beklag van:
klaagster tegen: mr. E.J. Henrichsdeken van de Orde van Advocatenin het arrondissement Amsterdam
de deken
1 HET BEKLAG
1.1 Klaagster heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft in zijn beslissing van 22 juni 2021 besloten om een advocaat aan te wijzen om een advies uit te brengen over de juridische mogelijkheden en haalbaarheid van de door klaagster gewenste juridische procedure. Klaagster heeft een beklag tegen de beslissing van de deken ingediend bij het hof.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het beklag d.d. 8 juli 2021 is op 13 juli 2021 ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Verder bevat het dossier:- een brief van klaagster van 25 juli 2021 (binnengekomen op 2 augustus 2021).- een reactie op het beklagschrift van de deken met bijlagen van 19 augustus 2021.
2.3 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.
3 FEITEN
Het hof stelt de volgende feiten vast.
3.1 In een aangetekende brief van 25 maart 2020 heeft klaagster aan de deken verzocht om een advocaat toe te wijzen om een civiele procedure tegen twee Amsterdamse advocaten te kunnen starten. Uit de bijlagen bij de brief blijkt dat klaagster een procedure tegen de twee advocaten wil starten, omdat zij klaagster hebben bijgestaan tijdens haar echtscheidingsprocedure en daarbij fouten zouden hebben gemaakt.
3.2 Bij e-mail van 7 april 2021 heeft de stafmedewerker van de deken als reactie op het verzoek van klaagster onder meer het volgende aangegeven: “(..) Naar aanleiding van uw verzoek om aanwijzing van een advocaat van 7 april 2021 bericht ik u uit de door u overgelegde e-mailberichten van geraadpleegde advocaten niet kan worden afgeleid of de zaak die u tegen de beide advocaten aanhangig wenst te maken enige kans van slagen heeft. Ik raad u dan ook aan eerst een advocaat te benaderen met het verzoek u daarover te adviseren. Indien het u niet lukt om een advocaat te vinden die een advies wil uitbrengen, zal ik een advocaat voor u kunnen benaderen. (..)”.
3.3 Op 3 mei 2021 heeft klaagster een aangetekende brief teruggestuurd waarin – kort samengevat – staat vermeld dat zij is doorverwezen door het Juridisch Loket, dat de deken eerder een advies heeft uitgebracht waarin de klachten van klaagster worden onderschreven en dat zij de deken verzoekt om over te gaan tot het aanwijzen van een gespecialiseerde advocaat.
3.4 Op 3 mei 2021 heeft de strafmedewerker van de deken aan klaagster verzocht om (een kopie van) het advies op te sturen waarin de klachten van klaagster door de deken worden onderschreven.
3.5 Op 1 juni 2021 heeft de deken een brief met bijlagen ontvangen van klaagster, met daarin onder meer een brief van de deken van 4 juni 2020 aan de raad waarin de klacht van klaagster tegen de twee advocaten wordt beschreven.
3.6 Op 2 juni 2021 heeft de stafmedewerker van de deken per brief een reactie aan klaagster gestuurd waarin – kort samengevat – wordt betwist dat de deken de klachten van klaagster over de desbetreffende advocaten onderschrijft. Verder wordt aangegeven dat klaagster moet aantonen dat zij minstens vijf advocaten zelf heeft benaderd en dat uit de afwijzing van deze advocaten moet blijken wat de reden is dat zij niet bereid waren om de rechtsbijstand te verlenen.
3.7 Op 10 juni 2020 heeft klaagster een aangetekende brief aan de deken opgestuurd met daarin de gevraagde lijst met benaderde advocaten en de motiveringen van de desbetreffende advocaten.
3.8 In een brief van 22 juni 2021 heeft de deken aan klaagster bericht dat [naam de aangewezen advocaat] (hierna: de aangewezen advocaat) wordt aangewezen om een advies uit te brengen over de juridische mogelijkheden en haalbaarheid van de door klaagster gewenste procedure. Indien de aangewezen advocaat van mening is dat een (vervolg)procedure een redelijke kans van slagen heeft, zal beoordeeld worden welke advocaat de zaak zal kunnen voortzetten. Aan de aanwijzing heeft de deken ook een aantal voorwaarden verbonden.
4 BEOORDELING
beklag
4.1 Klaagster heeft aangevoerd dat zij de deken heeft verzocht om een advocaat aan te wijzen om een civiele procedure aanhangig te maken tegen twee Amsterdamse advocaten. Klaagster verwijt de deken – kort samengevat – dat hij haar klachten over de twee advocaten heeft teruggebracht tot één klacht in plaats van twee klachten, dat hij bij de beoordeling van haar verzoek geen gebruik heeft gemaakt van de voorliggende bewijsstukken en dat hij geen gespecialiseerde advocaat heeft toegewezen om een onderzoek in te stellen dan wel een civiele procedure te starten.
verweer deken
4.2 De deken heeft verzocht om het beklag ongegrond te verklaren. De deken verwijst in zijn verweerschrift naar zijn brief van 22 juni 2021, waaruit blijkt dat hij een advocaat heeft aangewezen om een advies uit te brengen over de juridische mogelijkheden en de haalbaarheid van de door klaagster gewenste procedure. Die advocaat geeft daarmee een onafhankelijke ‘second opinion’. Indien deze advocaat van mening is dat een (vervolg)procedure een redelijke kans van slagen heeft, zal beoordeeld worden welke advocaat de zaak zal kunnen voortzetten. De deken stelt dat hij de benodigde stukken bij klaagster heeft opgevraagd en het klachtdossier bij zijn beoordeling heeft betrokken. Door klaagster is niet toegelicht welke documenten hij nog meer had moeten opvragen om het verzoek te kunnen beoordelen.
toetsingskader
4.3 In artikel 13 lid 1 van de Advocatenwet is bepaald dat een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bijstand te verlenen in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, aan de deken kan vragen hem een advocaat aan te wijzen. In lid 2 van dit artikel is vervolgens bepaald dat de deken het verzoek alleen wegens gegronde redenen kan afwijzen. Op grond van lid 3 staat alleen beklag bij het hof open tegen de beschikking van de deken die een afwijzing van het verzoek een advocaat aan te wijzen inhoudt.beoordeling4.4 Het hof stelt voorop dat het hier gaat om een aanvullende voorziening voor het geval de rechtzoekende niet op eigen initiatief een advocaat weet te vinden die bereid is haar bijstand te verlenen. De aanvulling op de in beginsel vrije advocaatkeuze maakt dat de deken een ruime beleidsvrijheid toekomt bij het aanwijzen van een advocaat en daarom in het algemeen niet gehouden is de met name door een rechtzoekende verlangde advocaat aan te wijzen (vergelijk HvD 8 december 2000, 3199 en HvD 14 mei 2018, ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2018:87).4.5 Bij beslissing van 22 juni 2021 heeft de deken een advocaat aangewezen om een advies uit te brengen over de juridische mogelijkheden en haalbaarheid van de door klaagster gewenste juridische procedure. Een dergelijke beslissing is geen afwijzing van het verzoek van klaagster als bedoeld in artikel 13 van de Advocatenwet. Op grond van dat artikel is er alleen in het geval van een afwijzing voor het hof een taak weggelegd. Nu uit het vorenstaande volgt dat de deken nog geen besluit over het al dan niet toewijzen van een advocaat aan klaagster heeft genomen, is het beklag van klaagster prematuur. Het beklag van klaagster zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
5 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
5.1 verklaart het beklag van klaagster tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 22 juni 2021 niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. I.P.A. van Heijst en A.M. van Amsterdam, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2021.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 3 december 2021.