Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-12-2021

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2021:227

Zaaknummer

210169

Inhoudsindicatie

Klacht over eigen advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening. In hoger beroep voert klager enkel beroepsgronden aan tegen de feiten zoals die zijn vastgesteld door de raad. Het oordeel van de raad wijzigt niet door de gronden tegen de feitenvaststelling. Verkorte bekrachtiging. Klacht ongegrond.

Uitspraak

BESLISSING

van 6 december 2021

in de zaken 210169

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerster

 

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1  Het hof verwijst naar de beslissing van 31 mei 2021 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort ‘s-Hertogenbosch (zaaknummers: 20-892/DB/OB). In deze beslissing is de klacht van klager in alle onderdelen ongegrond verklaard.

1.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSHE:2021:93 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het beroepschrift van klager is op 31 mei 2021 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier van het hof:- de stukken van de raad;- het verweerschrift van verweerster;- de e-mail d.d. 9 augustus 2021 met bijlagen van klager;- de e-mail d.d. 9 augustus 2021 met bijlagen van klager. 2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 11 oktober 2021. Daar is verweerster verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van het mondeling verhandelde.

 

 

3 FEITEN

3.1 In de beslissing van de raad zijn de feiten vastgesteld. Er is in hoger beroep geen aanleiding deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht. Het gaat om de volgende feiten.

3.2 Klager heeft zich op 1 juli 2020 tot verweerster gewend met het verzoek hem bij te staan inzake de kwestie betreffende het herstel van een sinds 31 mei 2020 defecte traplift. Verweerster heeft per e-mail van 1 juli 2020 de gemaakte afspraken bevestigd. Verweerster schreef onder meer het volgende :

“In dit gesprek hebben wij gesproken over het uitblijven van het herstel van de traplift in uw woning. Zowel de leasemaatschappij (…..) als de gemeente (….) gaan vooralsnog -ondanks diverse verzoeken daartoe- niet tot herstel over. U kunt echter de traplift reeds vanaf Eerste Pinksterdag 31 mei jl. niet meer gebruiken. U wenst dat herstel op korte termijn plaatsvindt. U heeft mij verzocht uw belangen in deze kwestie te behartigen. Hierbij deel ik u mede dat ik deze opdracht aanvaard.”

Klager heeft hierop als volgt geantwoord:

“Hierbij zend ik u de afbeelding van de kaart zo als ik ontvangen heb vandaag. Ik maak het bedrag van 148 euro ook meteen op uw rekening over”.

3.3 Verweerster heeft zich bij brief van 7 juli 2020 tot de afdeling Centrum voor Maatschappelijke Deelname (CMD) van de gemeente [naam gemeente] gewend, waarbij zij de hersteltermijn voor de traplift op 13 juli 2020 heeft gesteld.

3.4 Klager heeft verweerster op 14 juli 2020 bericht nog niets van de gemeente of de leverancier van de traplift, Handicare Starlift B.V. (hierna: Handicare), te hebben vernomen. Verweerster heeft op 15 juli 2020 contact opgenomen met de gemeente en vernam toen dat de brief van 7 juli 2020 nog niet door de gemeente was ontvangen, dan wel nog niet was verwerkt. Op voorstel van de gemeente heeft verweerster contact opgenomen met Handicare, die over een onjuist telefoonnummer van klager bleek te beschikken. Verweerster heeft het juiste telefoonnummer van klager doorgegeven, zodat een herstelafspraak kon worden gemaakt. Verweerster heeft klager vervolgens bericht dat hij voor een herstelafspraak door Handicare gebeld zou worden. Klager gaf op dat moment te kennen dat hij alleen nog verwijdering van de traplift en aanpassing van de benedenverdieping van zijn woning wenste en dat hij de naam van de medewerkster van Handicare wilde weten.

3.5 Verweerster heeft hierna Handicare gebeld om de naam van de medewerkster te achterhalen en het standpunt van klager - dat hij enkel nog verwijdering van de traplift en aanpassing van de benedenverdieping wenste - kenbaar te maken. De betreffende medewerkster gaf aan dat voor de verwijdering van de traplift een opdracht van de gemeente nodig was.

3.6  Klager heeft op 16 juli 2020 telefonisch en per e-mail een klacht over verweerster bij (het kantoor van) verweerster ingediend.

3.7  De klachtenfunctionaris van het kantoor van verweerster heeft per e-mail van 16 juli 2020 op de klacht gereageerd.

3.8  Klager heeft op 16 juli 2020 per webformulier een klacht over verweerster bij de deken ingediend.

4 KLACHT

4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende:

a) Verweerster heeft zonder overleg gehandeld terwijl er op papier iets anders staat vermeld;

b) Verweerster heeft niet bekend gemaakt met wie er overleg is geweest;

c) Verweerster heeft pas na indiening van de klacht een schriftelijk verslag gegeven.

5 BEOORDELING

overwegingen raad

5.1 De raad heeft de klacht in alle onderdelen ongegrond verklaard. Ten aanzien van onderdeel a) heeft de raad overwogen dat verweerster heeft gehandeld conform de - schriftelijk vastgelegde -opdracht die klager haar heeft gegeven op 1 juli 2020. Klager heeft niet duidelijk gemaakt en ook niet met bewijsstukken onderbouwd op welke wijze de handelwijze van verweerster strijdig was met de door hem verleende, op papier vastgelegde en nadien telefonisch gewijzigde opdracht. Over onderdeel b), dat verweerster niet bekend heeft gemaakt met wie er overleg is geweest, heeft de raad vastgesteld dat verweerster contact heeft opgenomen met Handicare om de naam van de medewerker te achterhalen met wie zij had gesproken. Voordat verweerster dit aan klager kon mededelen heeft hij een klacht over verweerster ingediend. Ten aanzien van onderdeel c) heeft de raad overwogen dat op de dag dat klager een klacht indiende tegen verweerster contact met klager is opgenomen door de klachtfunctionaris. De raad concludeert dat niet valt in te zien welk verwijt verweerster valt te maken.

beroepsgronden

5.2 Klager heeft in zijn beroep tegen de beslissing van de raad het volgende aangevoerd. In reactie op de in r.o. 2.1 vastgestelde feiten, stelt klager dat op 3 juni 2020 een monteur is verschenen, die is vertrokken zonder de lift te herstellen. De datum van de bezorging van de kaart is een andere datum. Voor zover de raad heeft vastgesteld dat verweerster een termijn heeft gehanteerd voor de gemeente, voert klager aan dat die ook aansprakelijk is. De gang van zaken zoals onder r.o. 2.3 en 2.4 door de raad is vastgesteld, wijkt af van de lezing van klager. Klager heeft meerdere malen zijn beklag kenbaar gemaakt aan de leasemaatschappij. Daarbij heeft klager aangegeven dat de lift verwijderd moet worden, als die niet bruikbaar is voor klager. De trap was namelijk onveilig omdat de lift op een lastige positie vast stond.Voorts wenst klager van het hof te vernemen wie aansprakelijk is voor de traplift, de gemeente of Handicare.

 

verweer in beroep

5.3 Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd in beroep. Kort gezegd, komt het verweer er op neer dat klager geen gronden heeft aangevoerd tegen de beoordeling van de klacht door de raad en dat onduidelijk blijft waarom een en ander tot een tuchtrechtelijk verwijt aan het adres van verweerster zou leiden.

overwegingen hof

5.4 Klager heeft geen gronden tegen de beoordeling van de klacht door de raad aangevoerd, maar heeft zich enkel gericht tegen de door de raad vastgestelde feiten. Het hof overweegt dat de tuchtrechter enkel die feiten hoeft vast te stellen die voor de beoordeling van de klacht ter zake doen. In dit geval wijzigt het oordeel van de raad niet door hetgeen klager in beroep naar voren brengt. Het hof sluit zich aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over.Het hof doet verder geen uitspraak over wie klager aansprakelijk zou moeten stellen. Dat is een civielrechtelijke kwestie, die niet aan de tuchtrechter maar de civiele rechter moet worden voorgelegd.

slotsom

Het hof zal de beslissing van de raad bekrachtigen.

 

6 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

6.1 bekrachtigt de beslissing van 31 mei 2021 van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, gewezen onder nummer 20-892/DB/OB.

Deze beslissing is gewezen door mr. E.W. de Groot, voorzitter, mrs. P.T. Gründemann, L.H. Rammeloo, V. Wolting, E.C. Gelok, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2021.

 

 

 

griffier voorzitter            

 

De beslissing is verzonden op 6 december 2021.