Rechtspraak
Uitspraakdatum
03-12-2021
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2021:223
Zaaknummer
210269
Inhoudsindicatie
Appelverbod. Het hof stelt vast dat de door klager aangevoerde gronden, waarmee hij zijn beroep op schending van fundamentele rechtsbeginselen heeft onderbouwd, zijn terug te voeren op het feit dat hij het niet eens is met de inhoud van de beslissing van de raad, zowel waar het de vaststelling van de feiten betreft als de motivering van die beslissing. Deze (motiverings)klachten raken niet fundamentele rechtsbeginselen, maar de inhoudelijke beslissing van de zaak. Dergelijke klachten leveren naar vaste jurisprudentie geen grond op voor doorbreking van het appelverbod. Het beroep van klager zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Uitspraak
BESLISSING van 3 december 2021
in de zaak 210269
naar aanleiding van het beroep van:
klager
tegen:
mr. J.F.C. Schnitzlerin zijn hoedanigheid van deken van de Orde van Advocaten in hetarrondissement Oost-Brabant
verweerder
1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD
1.1 Het Hof van Discipline (hierna: het hof) verwijst naar de voorzittersbeslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de raad) van 28 december 2020 (zaaknummer: 20-606/AL/OV). In deze beslissing is de klacht van klager kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRARL:2020:251 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.1.2 Klager heeft tegen deze beslissing verzet ingesteld. De raad heeft in een beslissing van 31 augustus 2021 het verzet van klager ongegrond verklaard. Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRARL:2021:197 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het beroepschrift van klager tegen de verzetsbeslissing is op 4 september 2021 ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Verder bevat het dossier van het hof de e-mailberichten van klager van 7 en 10 september 2021 en het e-mailbericht van de griffie van het hof van 13 oktober 2021 waarin de samenstelling van de kamer en de uitspraakdatum is medegedeeld.
2.3 De zaak is in raadkamer behandeld.
3 BEOORDELING
3.1 Het beroep van klager is gericht tegen een beslissing van de raad van 31 augustus 2021 waarin de raad het verzet van klager ongegrond heeft verklaard.
3.2 Artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een beslissing van de raad waarbij het verzet tegen een voorzittersbeslissing niet-ontvankelijk of ongegrond is verklaard. Deze bepaling wordt ook wel het appelverbod genoemd. Dit appelverbod kan alleen worden doorbroken als de procedure bij de raad niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor een eerlijk proces, doordat bij de behandeling van het verzet een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden. Het gaat hierbij dus uitsluitend om de schending van een fundamenteel rechtsbeginsel in de verzetprocedure bij de raad. Wat er in de klachtzaak is gebeurd bij de deken en bij de voorzitter van de raad blijft daarom buiten behandeling.
3.3 Kort gezegd doet klager een beroep op schending van artikel 6 van het EVRM. Tevens is hij van mening dat de raad heeft beslist op basis van een onvolledig dossier en dat de raad de beslissing onvoldoende heeft gemotiveerd. Ook stelt klager dat de deken onvoldoende onderzoek heeft gedaan en dat zijn hoger beroep samenhangt met een beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 13 juli 2021.
3.4 Het hof stelt vast dat de door klager aangevoerde gronden, waarmee hij zijn beroep op schending van fundamentele rechtsbeginselen heeft onderbouwd, zijn terug te voeren op het feit dat hij het niet eens is met de inhoud van de beslissing van de raad, zowel waar het de vaststelling van de feiten betreft als de motivering van die beslissing. Deze (motiverings)klachten raken niet fundamentele rechtsbeginselen, maar de inhoudelijke beslissing van de zaak. Dergelijke klachten leveren naar vaste jurisprudentie geen grond op voor doorbreking van het appelverbod (vergelijk: HvD 28 augustus 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:168, ECLI:NL:TAHVD:2017:169 en HR 23 juni 1995, NJ 1995/661). In de door klager gestelde feiten en omstandigheden ziet het hof geen aanleiding om voor klager daarop een uitzondering te maken.
3.5 De slotsom is dat klager geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen waaruit volgt dat hij bij de raad geen eerlijk proces heeft gehad. Het hof concludeert dan ook dat het appelverbod niet kan worden doorbroken. Het beroep van klager zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
4 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
4.1 verklaart het hoger beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 31 augustus 2021, gewezen onder nummer 20-606/AL/OV niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. I.P.A. van Heijst en A.M. van Amsterdam, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2021.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 3 december 2021.