Rechtspraak
Uitspraakdatum
26-11-2021
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2021:217
Zaaknummer
210070
Inhoudsindicatie
Hoger beroep niet-ontvankelijk. Klaagster heeft te laat hoger beroep ingesteld. Termijnoverschrijding niet verschoonbaar.
Uitspraak
BESLISSING van 26 november 2021
in de zaak 210070
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klaagster
tegen:
verweerder
1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD
1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 11 januari 2021 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Arnhem-Leeuwarden (zaaknummer: 19-855/AL/NN). In deze beslissing is de klacht van klaagster niet-ontvankelijk verklaard.
1.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRARL:2021:7 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het hoger beroepschrift van klaagster tegen de beslissing van de raad is op 21 februari 2021 ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Verder bevat het dossier van het hof:- de stukken van de raad;- de brief van klaagster van 27 maart 2021;- de e-mailberichten van klaagster van 18 mei, respectievelijk 20 en 25 oktober 2021.
2.3 Het hof heeft de zaak geagendeerd op de openbare zitting van 31 mei 2021. Klaagster heeft direct nadat de zaak ter behandeling aan de orde was gesteld een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. J.D. Streefkerk, voorzitter.
2.4 Het wrakingsverzoek is mondeling behandeld op de openbare zitting van 12 juli 2021. Klaagster is daarbij verschenen, evenals mr. Streefkerk. Het hof heeft het wrakingsverzoek van 31 mei 2021 op 20 augustus 2021 ongegrond verklaard, bepaald dat een eventueel volgend wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen en bepaald dat de procedure wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.
2.5 Deze beslissing van het hof is onder ECLI:NL:TAHVD:2021:137 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
2.6 Klaagster en verweerder zijn met een aangetekend e-mailbericht van 13 september 2021 door de griffie van het hof opgeroepen voor de openbare mondelinge behandeling van de zaak op25 oktober 2021. Klaagster is verschenen en heeft haar standpunt ter zitting mondeling toegelicht. Verweerder heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling aan het hof kenbaar gemaakt niet te zullen verschijnen. Klaagster heeft nog tijdens de mondelinge behandeling de zittingszaal verlaten.
3 FEITEN
3.1 Voor de beoordeling van het beroep gaat het hof uit van de volgende feiten.
3.2 Vanaf begin mei 2019 heeft verweerder klaagsters vader bijgestaan in verweer in een zaak die tot zijn onder curatelestelling moest leiden. Klaagsters vader heeft op 6 mei 2019 een daartoe strekkende opdrachtbevestiging getekend.
3.3 Op 7 mei 2019 heeft verweerder een verweerschrift tevens inhoudende een zelfstandig verzoek (tot het benoemen van een mentor) ingediend namens de vader.
3.4 Op 8 mei 2019 heeft een zitting plaatsgevonden. Bij beschikking van 8 mei 2019 heeft de rechtbank Noord-Nederland het verzoek tot ondercuratelestelling voor zes maanden aangehouden en een mentorschap uitgesproken. De vader is in overleg met verweerder hiertegen niet in beroep gegaan.
3.5 Op 13 augustus 2019 heeft de rechtbank de ondercuratelestelling van vader uitgesproken.
3.6 Klaagster was bij notariële volmacht van 18 december 2015 gemachtigd te handelen namens haar vader voor het geval hij dat zelf niet meer zou kunnen.
3.7 Op 2 juli 2019 heeft klaagster haar klacht ingediend bij de deken.
3.8 Klaagsters vader is op 10 oktober 2019 overleden.
4 KLACHT
4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:
a) het belang van klaagsters vader onvoldoende zou hebben behartigd waardoor op 8 mei 2019 het mentorschap is uitgesproken en hij vervolgens op 13 augustus 2019 onder curatele is gesteld;b) niet met klaagster noch met haar vader zou hebben overlegd over de processtukken terwijl klaagster op grond van een notariële volmacht van 18 december 2015 gevolmachtigde van haar vader was.
5 BEOORDELING
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van klaagster
5.1 In deze zaak moet, voordat aan de inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep kan worden toegekomen, beoordeeld worden of het ingestelde hoger beroep tegen de bestreden beslissing ontvankelijk is. Het hof is van oordeel dat klaagster niet ontvankelijk is in haar beroep en legt hierna uit hoe hij tot dat oordeel is gekomen.
5.2 Het hof stelt voorop dat in artikel 56, eerste lid van de Advocatenwet is bepaald dat van de beslissingen van de raad gedurende dertig dagen na de verzending van een afschrift van de beslissing hoger beroep kan worden ingesteld bij het hof. In artikel 1 van het gepubliceerde e-mailreglement van de raad is onder meer opgenomen dat de tuchtcolleges zoveel mogelijk per (aantekende) e-mail corresponderen, dat uitspraken in beginsel ook per e-mail worden verzonden en dat de ontvanger verantwoordelijk is voor kennisneming van correspondentie van de tuchtcolleges.
5.3 De klacht van klaagster is behandeld ter zitting van de raad van 13 november 2020. Klaagster was bij deze behandeling aanwezig. Blijkens het proces-verbaal heeft de voorzitter ter zitting medegedeeld dat de uitspraakdatum 11 januari 2021 was.
5.4 De raad heeft de beslissing waarvan beroep op 11 januari 2021 “AANGETEKEND VERTROUWELIJK” verzonden naar het e-mailadres van klaagster. Een herinneringsmail heeft klaagster ontvangen op 16 januari 2021. Dit blijkt uit het mailstatusoverzicht. Klaagster heeft die e-mail(s) ook ontvangen, want op 21 februari 2021 heeft zij hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de raad.
5.5 Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep te laat is ingesteld, namelijk buiten de in artikel 56, eerste lid, van de Advocatenwet genoemde termijn van 30 dagen. 5.3 Deze termijnoverschrijding acht het hof niet verschoonbaar. Het komt voor risico van klaagster dat zij de aan haar op het door haar opgegeven e-mailadres aangetekend verzonden e-mail niet (tijdig) heeft geopend en – mogelijk daardoor – niet binnen de beroepstermijn hoger beroep heeft aangetekend. Ook overigens heeft klaagster geen toereikende feiten en/of omstandigheden naar voren gebracht die ertoe zouden kunnen leiden dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is. Het op 21 februari 2021 ingediende hoger beroep zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. Om die reden komt het hof niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht.
6 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
6.1 verklaart het hoger beroep gericht tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 11 januari 2021, onder nummer 19-855/AL/NN, niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. M.P.C.J. van Bavel enJ.E. Soeharno, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Bor, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2021.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 26 november 2021.