Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-11-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2021:191

Zaaknummer

21-043/DB/OB

Inhoudsindicatie

Verzetbeslissing. De raad is van oordeel dat de voorzitter terecht en op juiste gronden toepassing heeft gegeven aan artikel 46j Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan. Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenboschvan 15 november 2021

in de zaak 21-043/DB/OB

 

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 24 maart 2021 op de klacht van:

 

klager

 

tegen:

 

verweerder

 

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Klager heeft bij e-mail d.d. 18 december 2019 bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant, hierna: “de deken”, een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij e-mail d.d. 18 januari 2021 heeft de deken de klacht ter kennis gebracht van de raad. 

1.3 Bij beslissing van 24 maart 2021 heeft de voorzitter van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing van de voorzitter is op 24 maart 2021 verzonden aan klager.

1.4 Klager heeft bij e-mail d.d. 22 april 2021 verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 20 september 2021. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. 

1.6 De raad heeft kennisgenomen van: de beslissing van de voorzitter waarvan verzet, de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, het verzetschrift van klager en de volgende nagekomen stukken:

-           de e-mail van klager aan de raad van 19 augustus 2021;

-           de e-mail van klager aan de raad van 25 augustus 2021;

-           de e-mail van de griffier aan de raad van 26 augustus 2021;

-           de e-mail van klager aan de raad van 26 augustus 2021;

-           de e-mail van klager aan de raad van 30 augustus 2021;

-           de e-mail van de griffier aan klager van 30 augustus 2021;

-           de e-mail van klager aan de raad met bijlagen van 5 september 2021;

-           de e-mail van klager aan de raad met bijlagen van 6 september 2021.

De raad heeft ter zitting van 20 september 2021 beslist dat de raad wegens overschrijding van de voor indiening van stukken geldende termijn geen acht slaat op de e-mails van klager aan de raad met bijlagen d.d. 7 en 8 september 2021.

 

2 FEITEN

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht, zoals weergegeven in de beslissing van de voorzitter, houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

Verweerder heeft in zijn e-mail van 11 november 2019 in strijd met de waarheid gesteld dat er in 2017 een schikking is getroffen waarbij de kwestie tegen finale kwijting is afgedaan. Verweerder weigert een objectief gesprek te voeren. Aldus schendt verweerder het vertrouwen in de advocatuur. Verweerders handelwijze is een advocaat onwaardig omdat hij doelbewust onware feitelijke gegevens heeft verkondigd en heeft geweigerd om objectief naar de procedure te kijken.

 

3.2     De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:

1.         De voorzitter heeft klager het recht ontnomen verweerster persoonlijk te confronteren met zijn standpunt en de ter onderbouwing daarvan ingenomen stellingen.

2.         De voorzitter heeft niet de moeite gedaan om te bekijken waar de zaak eigenlijk om draait.

3.         De voorzitter heeft geen waarde eraan toegekend dat:

- niet de moeite is gedaan de inhoud van het probleem aangaande klager/mr. W te bestuderen,

-  onwaarheden op papier zijn gezet,

- er geen bewijs is getoond van een “convenant” (zodat sprake is van een nietig document),

- sprake was van een afgang bij pleidooi in hoger beroep (door smeerlapperij van de wederpartij en zonder schuld van mr. V),

- in de herroepingsprocedure ten behoeve van klager geen stukken zijn ingebracht die de door de wederpartij gepleegde valsheid in geschrifte konden onderbouwen,

- mr. W beroepsfouten heeft gemaakt, waardeloos heeft geprocedeerd en leugens verkondigt.

 

4        BEOORDELING  

4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter de feiten correct heeft vastgesteld, bij de beoordeling van de klacht het juiste beoordelingscriterium heeft gehanteerd en acht heeft geslagen op alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.

4.2 De raad is voorts van oordeel dat de voorzitter terecht en op juiste gronden toepassing heeft gegeven aan artikel 46j Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan.

4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

 

Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek en U.T. Hoekstra, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 november 2021.

 

 

Griffier                                                                                               Voorzitter