Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-09-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2021:231
Zaaknummer
20-1013
Inhoudsindicatie
Raadsbeslissing. Klacht in alle onderdelen ongegrond. Verwijt dat verweerster een minnelijke regeling saboteert, mist feitelijke grondslag. Klachtonderdeel over het bewust vermelden van onjuiste informatie ongegrond, nu verweerster de haar toekomende grenzen als advocaat van de wederpartij niet te buiten is gegaan. Verder stond het verweerster vrij een door klager aan haar verstuurde e-mail in de procedure te overleggen.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 13 september 2021in de zaak 20-1013/AL/MNnaar aanleiding van de klacht van:
klager oververweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 21 juli 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.1.2 Op 21 december 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1218485/AS/SD van de deken ontvangen.1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 12 juli 2021. Daarbij was verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van klager van 26 juni 2021.
2 FEITEN 2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.2.2 Klager is verwikkeld (geweest) in een echtscheidingsprocedure. Klager heeft in augustus 2019 een verzoek tot echtscheiding ingediend.2.3 Op 5 september 2019 heeft klager in een e-mail aan de vrouw een voorstel gedaan in het kader van het echtscheidingsconvenant.2.4 Verweerster heeft op 9 februari 2020 een verweerschrift ingediend namens de vrouw. In een e-mail van verweerster van diezelfde datum aan de advocaat van klager schrijft zij onder meer:
“Ik heb de zaak ruim een week geleden overgenomen en heb mij de afgelopen week vooral geconcentreerd op het indienen van het verweerschrift. Uiteraard staat cliënte nog steeds een minnelijke regeling voor. Ik verwacht dat ik over ongeveer twee weken met een reactie zal komen op het laatste concept van het convenant.”
2.5 Op 4 juni 2020 heeft verweerster, voor de zitting van diezelfde dag, aanvullende stukken ingediend bij de rechtbank. Eén van die stukken betreft een e-mail van 24 mei 2020 van klager aan verweerster.2.6 Op 19 mei 2021 is door de rechtbank de beschikking betreffende de echtscheiding uitgesproken. In de beschikking is onder meer opgenomen dat tussen klager en de vrouw geen overeenkomst tot stand is gekomen zoals opgenomen in het (concept-) convenant van 11 december 2019.
3 KLACHT 3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:a) een minnelijke regeling te saboteren;b) in haar verweerschrift van 9 februari 2020 bewust onjuiste informatie te vermelden;c) de e-mail van 24 mei 2020 van klager aan verweerster in te dienen bij de rechtbank.3.2 Ter toelichting op klachtonderdeel a stelt klager dat er afspraken zijn gemaakt ter afwikkeling van de echtscheiding die zijn vastgelegd in de overeenkomst van 5 september 2020. Deze afspraken dienen alleen nog te worden vastgelegd in een convenant. Klager stelt dat verweerster volledig voorbij gaat aan deze afspraken en nooit is teruggekomen op haar toezegging om op deze afspraken terug te komen.3.3 Ter toelichting op klachtonderdeel b stelt klager dat verweerster in haar verweerschrift verwijst naar aangiften van haar cliënte als voorbeeld van hoe klager zich zou gedragen, maar laat zij onvermeld dat klager van deze aangiften is vrijgesproken of dat de aangifte niet in behandeling is genomen c.q. is geseponeerd vanwege de in de aangifte verstrekte onjuiste informatie. Klager stelt dat verweerster deze gebeurtenissen nimmer als feiten had mogen presenteren in haar verweer. Bovendien zijn deze feiten niet van belang in verband met de afwikkeling van de echtscheiding. Verweerster probeert bewust en doelgericht onjuiste informatie te verstrekken aan de rechtbank om klager in een onjuist en slecht daglicht te plaatsen teneinde op oneigenlijke gronden een voordeel voor haar cliënte te behalen, aldus klager.3.4 Ter toelichting op klachtonderdeel c stelt klager dat dit klachtwaardig is, omdat er geen rechtstreeks contact mag zijn tussen hem en verweerster.
4 VERWEER 4.1 Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.Klachtonderdeel a)4.2 Verweerster stelt dat onjuist is de stelling van klager dat zij er alles aan zou doen om de scheiding verder te laten escaleren. Dit is absoluut niet hoe verweerster als advocaat te werk gaat. Zij heeft geen enkel belang bij een escalatie tussen partijen.Klachtonderdeel b)4.3 Verweerster stelt dat aangiftes van haar cliënte jegens klager zijn overgelegd om de visie van haar cliënte op hetgeen is voorgevallen te ondersteunen. Deze stukken zijn in de echtscheidingsprocedure van belang, omdat deze de ambivalente relatie tussen partijen tonen. Verweerster heeft de stellingen van haar cliënte met betrekking tot hetgeen volgens haar is voorgevallen, in de vorm van de aangiftes, overgebracht en zij is daarbij afgegaan op datgene wat haar cliënte haar heeft meegedeeld.Klachtonderdeel c)4.4 Verweerster stelt dat zij op grond van gedragsregel 25 klager niet mag benaderen op het moment dat hij wordt bijgestaan door een advocaat. Andersom geldt deze gedragsregel niet. Klager mocht verweerster benaderen, maar zij kon daar niet op reageren, welk laatste zij ook niet heeft gedaan. Het stond verweerster vrij de e-mail van klager als productie te overleggen. Overigens heeft verweerster de productie ter zitting ingetrokken naar aanleiding van het bezwaar van klager(’s advocaat).
5 BEOORDELING 5.1 De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klager. Dit betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten naar voren brengt waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet in ogenschouw worden genomen dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De raad zal het optreden van verweerster aan de hand van deze maatstaf beoordelen.Klachtonderdeel a)5.2 De raad overweegt dat door de rechtbank (bij beschikking van 19 mei 2021) is vastgesteld dat tussen partijen geen sprake was van een convenant of overeenstemming. Van een minnelijke regeling – zoals klager stelt – was geen sprake. Klagers verwijt – dat verweerster voorbij is gegaan aan deze afspraken – mist dan ook feitelijke grondslag. De raad zal dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.Klachtonderdeel b)5.3 Vaststaat dat verweerster door haar cliënte gedane aangiftes tegen klager heeft ingebracht in de procedure. Verweerster heeft ter zitting – in aanvulling op haar eerdere verweer – nog naar voren gebracht dat zij deze aangiftes heeft overgelegd om de context en achtergrond van de ambivalente relatie tussen partijen te schetsen. Hoewel klager door zijn afwezigheid ter zitting hierop niet meer heeft kunnen reageren, acht de raad hem daardoor niet onnodig in zijn verdediging geschaad.5.4 De raad overweegt dat verweerster, als partijdige belangenbehartiger van haar cliënte, haar belangen moest behartigen in het geschil met klager. In dat kader heeft verweerster het standpunt van haar cliënte uiteengezet, voorzien van de betreffende aangiftes. De raad overweegt dat het om eenvoudig te weerleggen producties gaat en dat het aan klager is om daarop in de procedure te reageren. Verweerster kon er immers op rekenen dat klager het verweer zou voeren dat de aangiftes tot niets hadden geleid. Het is de raad niet gebleken dat verweerster in haar verweerschrift de grenzen heeft overschreden van de vrijheid die haar als advocaat van de wederpartij toekomt, of anderszins bij de behartiging van de belangen van haar cliënte de belangen van klager onnodig of onevenredig heeft geschaad zonder redelijk doel. De raad zal ook dit klachtonderdeel daarom ongegrond verklaren.Klachtonderdeel c)5.5 De raad is met verweerster van oordeel dat het haar vrij stond om de door klager aan verweerster gestuurde e-mail als procedure te overleggen. Uit gedragsregel 25 volgt dat een advocaat een wederpartij niet direct mag benaderen als deze wordt bijgestaan door een advocaat. Andersom geldt deze regel niet: het staat een partij vrij de advocaat van de wederpartij te benaderen. Verder geldt dat er geen gedragsregel is waaruit zou volgen dat verweerster de betreffende e-mail van klager niet had mogen overleggen. Daarbij merkt de raad nog op dat verweerster de betreffende productie ter zitting heeft ingetrokken. Dat verweerster onbetamelijk gehandeld heeft, is de raad dan ook op geen enkele wijze gebleken. De raad zal dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.
BESLISSING De raad van discipline verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. G.H.H. Kerkhof en M. Tijseling, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 september 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 13 september 2021