Rechtspraak
Uitspraakdatum
30-08-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2021:222
Zaaknummer
20-505
Inhoudsindicatie
Klacht tegen eigen advocaat. Het behoorde niet tot de taak en de verantwoordelijkheid van verweerder om zijn mening te geven over een declaratie van een voorgaand advocaat en daarin enige actie te ondernemen. Verweerder heeft juist gehandeld door klager te verwijzen naar de betreffende advocaat en hem verder te wijzen op de mogelijkheid van tussenkomst van de deken. Alle klachtonderdelen ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 30 augustus 2021in de zaak 20-505/AL/MNnaar aanleiding van de klacht van:
klager oververweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 25 oktober 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.1.2 Op 30 juni 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1026995/MM/SD van de deken ontvangen.1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 7 juni 2021. Daarbij was verweerder aanwezig. Klager is met kennisgeving niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 12.
2 FEITEN 2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.2.2 Op 3 september 2018 heeft de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland de zoon van klager onder toezicht gesteld voor de duur van zes maanden en de behandeling van het overige deel van het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming aangehouden.2.3 Klager heeft verweerder op 21 februari 2019 benaderd om hem bij te staan bij de voortzetting van de zaak betreffende de ondertoezichtstelling (OTS) van zijn zoon.2.4 Verweerder heeft de zaak betreffende de OTS van de voorgaand advocaat mr. V. overgenomen, die zij op haar beurt had overgenomen van advocaat mr. v. H. Mr. V. heeft de OTS-zaak op basis van een toevoeging behandeld. Deze toevoeging is door de Raad voor Rechtsbijstand gemuteerd op de naam van verweerder. De eigen bijdrage is op 21 februari 2019 aan verweerder overgemaakt.2.5 Op 26 februari 2019 is het aangehouden OTS-verzoek door de kinderrechter behandeld. De kinderrechter heeft het resterende deel van het verzoek van de Raad toegewezen en de OTS verlengd tot 3 september 2019.2.6 De voorgaand advocaat van klager, mr. V. heeft klager ook rechtsbijstand verleend inzake een omgangsregeling. Op enig moment heeft verweerder ook deze zaak overgenomen van mr. V.2.7 De kinderrechter heeft op de zitting van 29 augustus 2019 een verzoek van de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden Nederland (hierna: Save) om verlenging van de OTS voor de duur van een jaar toegewezen. De kinderrechter heeft eveneens op de zitting van 29 augustus 2019 de verzoeken van partijen inzake de omgangsregeling behandeld. Bij beschikking van 26 september 2019 is iedere verdere beslissing hierover aangehouden.2.8 De aanvraag van een toevoeging voor de door Save verzochte verlenging van de OTS is door de Raad voor Rechtsbijstand afgewezen, omdat het inkomen van klager over 2017 te hoog was om in aanmerking te komen voor een toevoeging. Verweerder heeft klager voor deze werkzaamheden een rekening ter hoogte van € 750,- gezonden, die klager op 3 september 2019 heeft voldaan.2.9 Op 14 oktober 2019 heeft verweerder klager laten weten niet langer zijn belangen te willen behartigen. Verweerder heeft zich op 12 november 2019 onttrokken aan de zaak.
3 KLACHT 3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:a) Zonder de beschikking te hebben gehad over een volledig dossier van klager in beide te behandelen zaken een urenstaat van klagers voorgaand advocaat en van hemzelf ter declaratie aan de Raad voor Rechtsbijstand aan te bieden.ToelichtingVerweerder heeft op 21 februari 2019 contact gezocht met verweerder om de OTS-zaak zowel als de zaak over de omgangsregeling over te nemen. Uit niets blijkt dat verweerder tijdens de zitting op 26 februari 2019 het dossier in bezit had en overigens over voldoende informatie beschikte om de belangen van klager behoorlijk te kunnen behartigen. Uit de gewisselde e-mails blijkt dat verweerder zelfs in oktober 2019 nog niet over het complete dossier beschikte. Desondanks heeft verweerder de toevoeging bij de Raad voor Rechtsbijstand gedeclareerd.b) De belangen van de beide voorgaande advocaten van klager te stellen boven het belang van klager.ToelichtingBij de declaratie van voorgaand advocaat mr. V. zijn vraagtekens te zetten omdat zij daarin zowel de omgangsregeling als de OTS-zaak heeft betrokken. Verweerder heeft klager daarop gewezen in hun eerste gesprek, maar heeft vervolgens ten onrechte geen actie ondernomen richting mr. V. Hieruit blijkt dat verweerder de belangen van de voorgaande advocaten boven het belang van klager stelt.c) Na te laten alle correspondentie en/of processtukken eerst per e-mail aan klager te sturen en met hem te bespreken, alvorens de wederpartij, de rechtbank of andere belanghebbenden hiervan op de hoogte te stellen.d) Tegen de wil van klager werkzaamheden door een collega te laten verrichten.ToelichtingVerweerder heeft een deel van de werkzaamheden overgelaten aan een voor hem werkzame werkstudent, terwijl klager dit strikt verboden had.e) Zich niet te verdiepen in zijn zaak en niet te handelen zoals een behoorlijk advocaat betaamt.ToelichtingKlager had verwacht dat verweerder ervoor zou zorgen dat er een door de rechter op te leggen en met dwangsommen af te dwingen omgangsregeling zou komen. In deze verwachtingen is klager nu door drie advocaten, waaronder verweerder, teleurgesteld.f) Bij aanvang van de werkzaamheden de financiële risico’s voor klager niet duidelijk te maken en in te schatten.g) De urenspecificaties niet aan klager toe te lichten waardoor sprake is van excessief declareren.ToelichtingVerweerder heeft niet, bijvoorbeeld aan de hand van tussentijdse urenspecificaties, toegelicht dat zijn werkzaamheden de aan de Raad voor Rechtsbijstand gepresenteerde uren rechtvaardigen. Er is dus sprake geweest van excessief declareren voor verweerder.h) Te weigeren het originele dossier aan klager te verstrekken.ToelichtingVerweerder heeft zich op 14 oktober 2019 aan de zaak onttrokken. Verweerder had toen het originele dossier aan klager moeten verstrekken, maar dat heeft hij geweigerd.i) Zich te beroepen op zijn retentierecht.ToelichtingVan retentierecht wordt een advocaat geacht slechts behoedzaam gebruik te maken als een declaratie niet is betaald. Verweerder heeft die behoedzaamheid niet in acht genomen en evenmin klager gewezen op de mogelijkheid de deken in te schakelen bij een verschil van mening over een declaratie.
4 VERWEER 4.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.Klachtonderdeel a)4.2 Verweerder heeft erop gewezen dat klager hem in eerste instantie alleen heeft benaderd voor de OTS-zaak en dat hij pas in augustus 2019 eveneens de zaak betreffende de omgangsregeling heeft overgenomen toen bleek dat de rechtbank op 29 augustus 2019 ook deze zaak zou behandelen. Verweerder heeft betwist dat hij bij de zitting van 26 februari 2019 niet beschikte over de benodigde stukken om de belangen van klager naar behoren te kunnen behartigen. Ook bij de zitting van 29 augustus 2019 beschikte verweerder over de benodigde stukken. Toen in augustus 2019 de zitting inzake de omgangsregeling in beeld kwam, heeft verweerder bij mr. V. de stukken opgevraagd. De digitale toezending leverde wat problemen op, maar volgens mr. V. zou klager zelf de benodigde stukken hebben, omdat haar voorganger mr. B.v.H. hem deze zou hebben toegestuurd. Verder heeft verweerder naar voren gebracht dat het ongebruikelijk is om op basis van het dossier te controleren of de urenspecificatie van een voorganger juist is. Dat is ook helemaal niet nodig, omdat de Raad voor Rechtsbijstand de uitkering niet per uur berekent maar op basis van aan de zaak toegekende punten.Klachtonderdeel b)4.3 Verweerder heeft aangevoerd dat hij aanvankelijk alleen was ingeschakeld voor de OTS-zaak. De factuur van mr. V. inzake de omgangsregeling is toen wel ter sprake gekomen, maar verweerder herinnert zich niet dat hij deze heeft gezien. Bovendien is het niet aan hem om te beoordelen of de declaratie van zijn voorganger juist is. Verweerder heeft klager dan ook laten weten dat hij de declaratie met mr. V. moest bespreken en dat klager het probleem zou kunnen voorleggen aan de deken als hij er met mr. V. niet uit zou komen.Klachtonderdeel c)4.4 Verweerder vindt het niet logisch dat hij elke e-mail van tevoren aan klager ter goedkeuring zou moeten voorleggen. Dit ligt anders waar het processtukken betreft, maar verweerder heeft geen processtukken ingediend.Klachtonderdeel d)4.5 Verweerder heeft betwist dat klager hem heeft verboden om zijn personeel werkzaamheden te laten verrichten. Hij heeft er verder op gewezen dat het niet ongebruikelijk is dat een advocaat het aan een medewerker – in dit geval een afgestudeerde HBO-rechten jurist – overlaat om telefonisch of schriftelijk om toezending van stukken te vragen. Daarnaast is het niet aan een cliënt om te bepalen wat een advocaat aan zijn personeel overlaat.Klachtonderdeel e)4.6 Verweerder heeft erop gewezen dat wat de in dit klachtonderdeel genoemde wensen en verlangens van klager jegens verweerder betreft, de rol en het aandeel van klager daarin van belang zijn. Verweerder heeft onder de geldende omstandigheden - waaronder de wijze waarop klager zich opstelde - zich ingezet voor een zowel voor klager als voor diens zoon optimaal resultaat.Klachtonderdeel f)4.7 Verweerder heeft erop gewezen dat voor de aangehouden OTS-zaak mr. V. een toevoeging had gekregen, die op naam van verweerder is gesteld toen hij de zaak van mr. V. overnam. Hij heeft klager van tevoren erop gewezen dat hij de eigen bijdrage dan nogmaals verschuldigd zou zijn. Klager heeft deze eigen bijdrage zonder problemen betaald. Voor de door Save verzocht verlenging van de OTS heeft verweerder een toevoeging gevraagd, die door de Raad voor Rechtsbijstand is afgewezen vanwege het feit dat het inkomen van klager op dat moment kennelijk te hoog was. Verweerder heeft klager nog gewezen op de mogelijkheid om bij de Raad een verzoek tot peiljaarverlegging in te dienen, maar klager heeft hem laten weten dat dit volgens zijn boekhouder zinloos was, omdat hij toch boven de grens uit zou blijven komen. Met betrekking tot de omgangsregeling is het nooit tot financiële afspraken tussen klager en verweerder gekomen.Klachtonderdeel g)4.8 Nadat de aangevraagde toevoeging voor de verlenging van de OTS was afgewezen, heeft verweerder aangeboden om de werkzaamheden te verrichten voor het bedrag dat hij in geval van een toevoeging zou hebben ontvangen van de Raad voor Rechtsbijstand, namelijk drie uren à € 250,-. Verweerder is dus met klager een vaste prijs overeengekomen. Er is enkel besproken dat verweerder zijn werkzaamheden zou declareren op basis van deze drie uren en dat dit zou uitkomen op een bedrag van € 750,-. Klager heeft dit bedrag ook voldaan. Verweerder heeft betwist een ander uurtarief met klager te hebben afgesproken.Klachtonderdeel h)4.9 Verweerder heeft aangevoerd dat hij digitaal het volledige dossier aan klager heeft verschaft, omdat hij het dossier van voorgaand advocaat mr. V. ook digitaal had gekregen. De communicatie van verweerder met klager is ook digitaal gegaan. Verweerder heeft erop gewezen dat het, behalve voor zover het beschikkingen of vonnissen betreft, sowieso niet gebruikelijk is dat de cliënt beschikt over originelen.Klachtonderdeel i)4.10 Verweerder heeft ontkend dat hij zich heeft beroepen op zijn retentierecht. Na terugkeer van zijn vakantie heeft verweerder zich gerealiseerd dat hij voor de verlenging van de OTS nog geen declaratie had gestuurd. Verweerder heeft dit toen alsnog gedaan.
5 BEOORDELING 5.1 De klacht heeft betrekking op het optreden van de eigen advocaat. De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening door de eigen advocaat in volle omvang. Daarbij wordt rekening gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft bij de manier waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor hij bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt. Deze vrijheid wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld. Volgens deze eisen dient zijn werk te voldoen aan de binnen de beroepsgroep geldende professionele standaard. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.Klachtonderdeel a)5.2 Verweerder heeft nadrukkelijk betwist dat hij niet de benodigde stukken had om de belangen van klager te kunnen behartigen in beide zaken. Nu klager niet heeft gespecificeerd welke stukken zouden hebben ontbroken, mist dit klachtonderdeel feitelijke grondslag. Bovendien is niet gebleken dat klager door het eventueel ontbreken van bepaalde stukken in zijn belangen zou zijn geschaad. Klachtonderdeel a) zal dan ook ongegrond worden verklaard.Klachtonderdeel b)5.3 Naar het oordeel van de raad behoorde het niet tot de taak en de verantwoordelijkheid van verweerder om zijn mening te geven over een declaratie van een voorgaand advocaat en daarin enige actie te ondernemen. Verweerder heeft juist gehandeld door klager te verwijzen naar mr. V. en hem verder te wijzen op de mogelijkheid van tussenkomst van de deken. Niet valt in te zien waarom hij met deze handelwijze de belangen van voorgaande advocaten boven het belang van klager zou hebben gesteld. Klachtonderdeel b) is ongegrond.Klachtonderdeel c)5.4 Processtukken dienen van tevoren aan de cliënt te worden voorgelegd, maar verweerder heeft onweersproken aangevoerd dat hij geen processtukken namens klager heeft ingediend. Voor zover het verwijt op andere stukken ziet, heeft klager niet aangegeven welke concrete stukken eerst aan hem hadden moeten worden voorgelegd. Nu een feitelijke grondslag ontbreekt, zal klachtonderdeel c) ongegrond worden verklaard.Klachtonderdeel d)5.5 Niet kan worden vastgesteld dat klager verweerder heeft verboden om zijn medewerkers werkzaamheden te laten verrichten, aangezien verweerder dit met nadruk heeft weersproken. Klachtonderdeel d) zal om die reden ongegrond worden verklaard.Klachtonderdeel e)5.6 De raad is op basis van het verweer van verweerder en de overgelegde stukken niet gebleken dat verweerder zich onvoldoende heeft verdiept in de zaken van klager. Voor het overige is dit klachtonderdeel te algemeen gesteld en niet met concrete feiten onderbouwd. Klachtonderdeel e) zal ongegrond worden verklaard.Klachtonderdeel f)5.7 Klager heeft in dit klachtonderdeel niet toegelicht welke financiële risico’s sprake zou zijn geweest. Het aan klager gemaakte verwijt is onvoldoende onderbouwd. Nu de feitelijke grondslag aan dit klachtonderdeel ontbreekt, zal ook klachtonderdeel f) ongegrond worden verklaard.Klachtonderdeel g)5.8 Verweerder heeft aangevoerd dat hij niet met klager heeft afgesproken om zijn werkzaamheden voor de verlenging van de OTS-zaak op uurbasis te verrichten, maar dat hij een vast bedrag met klager heeft afgesproken. Om deze reden hoefde verweerder de gewerkte uren niet te specificeren. Verweerder heeft vervolgens het afgesproken bedrag gedeclareerd. Niet valt in te zien welk verwijt verweerder in dezen kan worden gemaakt en evenmin kan het gedeclareerde bedrag als excessief worden aangemerkt. Klachtonderdeel g) zal ongegrond worden verklaard.Klachtonderdeel h)5.9 Een feitelijke grondslag voor een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen ontbreekt, nu verweerder heeft aangevoerd dat hij digitaal het volledige dossier aan klager heeft verschaft, zoals hij dit van zijn voorganger mr. V. had gekregen. Klachtonderdeel h) zal daarom eveneens ongegrond worden verklaard.Klachtonderdeel i)5.10 Verweerder heeft naar het oordeel van de raad dit klachtonderdeel in zijn verweer afdoende weerlegd. Klachtonderdeel i) zal om die reden ongegrond worden verklaard.
BESLISSING De raad van discipline:- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. F.B.M. van Aanhold en A.C.H. Jansen, leden, bijgestaan door mr. W.E. Markus-Burger als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 30 augustus 2021