Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-11-2021

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2021:212

Zaaknummer

210250

Inhoudsindicatie

Appelverbod. Hoger beroep tegen een verzetsbeslissing van de raad, waarbij het verzet ongegrond is verklaard. De slotsom is dat klager geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen waaruit volgt dat hij bij de raad geen eerlijk proces heeft gehad. Het hof concludeert dan ook dat het appelverbod niet kan worden doorbroken. Het beroep zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

Uitspraak

BESLISSING

van 15 november 2021

in de zaak 210250

naar aanleiding van het beroep van:

klager

tegen:

verweerder

 

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1 Het Hof van Discipline (hierna: het hof) verwijst naar de voorzittersbeslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag (hierna: de raad) van 14 april 2021 (zaaknummer: 21-127/DH/DH). Daarbij is het verzoek van klager met betrekking tot klachtonderdelen a, b, c, d en e op grond van artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk verklaard. Klachtonderdeel f is kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSGR:2021:93 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.1.2 Klager heeft verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter over de klachtonderdelen a en b. De raad heeft in een beslissing van 9 augustus 2021 het verzet van klager ongegrond verklaard. Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSGR:2021:145 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het beroepschrift van klager tegen de verzetsbeslissing is op 10 augustus 2021 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier van het hof het e-mailbericht van de griffie van 14 oktober 2021 waarin de samenstelling van de kamer en de uitspraakdatum is medegedeeld.

2.3 De zaak is in raadkamer behandeld.

3 BEOORDELING

3.1 Het beroep van klager is gericht tegen een beslissing van de raad van 9 augustus 2021 waarin de raad het verzet van klager ongegrond heeft verklaard.

3.2 Artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een beslissing van de raad waarbij het verzet tegen een voorzittersbeslissing niet-ontvankelijk of ongegrond is verklaard. Deze bepaling wordt ook wel het appelverbod genoemd. Dit appelverbod kan alleen worden doorbroken als de procedure bij de raad niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor een eerlijk proces, doordat bij de behandeling van het verzet een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden. Het gaat hierbij dus uitsluitend om de schending van een fundamenteel rechtsbeginsel in de verzetprocedure bij de raad. Wat er in de klachtzaak is gebeurd bij de deken en bij de voorzitter van de raad blijft daarom buiten behandeling.

3.3 Het hof begrijpt uit de stellingen van klager dat hij van mening is dat er sprake is geweest van schending van fundamentele rechtsbeginselen, omdat, zakelijk weergegeven:

a. de raad de door klager aangevoerde feiten ten onrechte buiten beschouwing heeft gelaten;b. de raad voorbij gaat aan het feit dat over de klachtonderdelen a en b niet eerder is geoordeeld door een tuchtrechter, omdat de raad ten onrechte de klachtonderdelen a en b gelijk stelt aan de klachtonderdelen waarover de raad eerder heeft beslist in de zaak met zaaknummer 19-842/DH/DH.

3.4 Het hof stelt vast dat de door klager aangevoerde gronden ter onderbouwing van zijn beroep op schending van fundamentele rechtsbeginselen zijn terug te voeren op het feit dat hij het niet eens is met de inhoud van de beslissing van de voorzitter, zowel waar het de vastgestelde feiten betreft als de motivering van die beslissing. Deze (motiverings)klachten raken geen fundamentele rechtsbeginselen, maar de inhoudelijke beoordeling van de zaak. Klachten betreffende de motivering van de beslissing leveren geen grond op voor doorbreking van een appelverbod (vergelijk: HvD 28 augustus 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:169, ECLI:NL:TAHVD:2017:168 en HR 23 juni 1995, NJ 1995/661).

3.5 De slotsom is dat klager geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen waaruit volgt dat hij bij de raad in verzet geen eerlijk proces heeft gehad. Het hof concludeert dan ook dat het appelverbod niet kan worden doorbroken. Het beroep zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

4 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

4.1 verklaart het hoger beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 9 augustus 2021, gewezen onder nummer 21-127/DH/DH niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. I.P.A. van Heijst en A.M. van Amsterdam, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2021.

 

griffier voorzitter            

 

De beslissing is verzonden op 15 november 2021.