Rechtspraak
Uitspraakdatum
08-11-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2021:173
Zaaknummer
21-518/DB/LI
Inhoudsindicatie
Advocaat heeft advies uitgebracht over de juridische mogelijkheden terzake van een door een advocaat gemaakte beroepsfout. Klager kan zich niet verenigen met het advies. Dit betekent niet dat de advocaat tuchtrechtelijk een verwijt te maken valt. Een advocaat is immers niet gehouden een procedure aanhangig te maken, indien hij geen gronden ziet om die procedure met succes te voeren. Advies is gegeven in een tijdsbestek van ruim drie maanden. Niet zodanig lang dat hem daarvan tuchtrechtelijk een verwijt te maken valt.
Inhoudsindicatie
Klacht ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 8 november 2021
in de zaak 21-518/DB/LI
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 17 november 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 16 juni 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K21-023 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 13 september 2021. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 11. Ook heeft de raad kennisgenomen van de email van klager van 22 juli 2021, met bijlagen.
2 FEITEN
2.1 Na een doorverwijzing van het Juridisch Loket heeft op 4 mei 2020 een bespreking plaatsgevonden tussen klager en verweerder. Klager verzocht om rechtsbijstand inzake de door hem, als gevolge van een door zijn voormalige advocaat gemaakte beroepsfout, geleden schade. Verweerder heeft bij brief van 4 mei 2020 bevestigd het dossier van klager te zullen bestuderen om te bezien of, en zo ja op welke wijze er juridisch succesvol kon worden opgetreden ter zake van de vermeende beroepsfout door mr. X. Hij schreef onder meer het volgende : “Daarbij is eerst noodzakelijk dat ik Uw zaak uitgebreid bestudeer, waarna ik een advies zal uitbrengen. Het is een complexe zaak zodat ik nu reeds vooralsdan opmerk, dat dit enige tijd in beslag zal nemen.”
2.2 Op 7 mei 2020 is door de Raad voor Rechtsbijstand een toevoeging verleend met een eigen bijdrage van € 639,-. Klager heeft op 15 mei 2020 de eigen bijdrage betaald.
2.3 Klager vroeg op 6 juni 2020 naar de stand van zaken. Verweerder antwoordde op 15 juni 2020 dat de eigen bijdrage was ontvangen op 15 mei 2020 en dat die datum als aanvangsdatum van de behandeling van het dossier diende te worden gezien. Verweerder schreef op 15 juni 2020 dat de zaak een omvangrijke en gecompliceerde kwestie betrof die de nodige tijd aan inlezing en dossierstudie zou vergen. Hij schreef eerst een advies te zullen geven. Hij stelde dat hij ernaar streefde zijn advies eind van die maand af te ronden.
2.4 Verweerder schreef op 17 augustus 2020 aan klager dat hij na bestudering van het dossier tot de conclusie was gekomen dat mr X terecht had aangegeven dat de door mr. X erkende beroepsfout niet tot schade bij klager had geleid. Verweerder schreef voorts : “Op voorhand sluit ik echter niet uit dat de rechtbank gezien het enorme tijdsverloop tussen het verstekvonnis en het moment van betekening, U ter wille is geweest en alsnog tot een inhoudelijke behandeling is overgegaan. In dat kader acht ik het mijn taak om toch het verweer van mr. (X) in beide procedures nader te bestuderen. Graag nodig ik u uit om e.e.a. mondeling toe te lichten maar pas nadat U het volledige dossier heeft opgevraagd bij (X) advocaten en deze stukken meeneemt naar onze bespreking.” Klager heeft vervolgens het dossier bij mr X opgevraagd. Mr. X heeft per email van 27 augustus 2020 aan klager bericht het dossier aan verweerder te zullen toesturen. Het kantoor van verweerder heeft per email van 10 september 2020 aan mr. X verzocht wanneer zij de dossiers mochten ontvangen. Mr. X heeft op 27 oktober 2020 de dossiers aan verweerder toegestuurd.
2.5 Klager heeft verweerder op 1 november 2020 in gebreke gesteld wegens wangedrag en op 2 november 2020 om teruggave van het dossier gevraagd. Verweerder heeft op 4 november 2020 de beëindiging van zijn werkzaamheden bevestigd en klager bericht dat het dossier opgehaald kon worden.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:
a) Verweerder heeft de belangen van klager niet behoorlijke behartigd;
b) Verweerder heeft het dossier van klager onvoldoende voortvarend behandeld.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht heeft betrekking op de dienstverlening door de (eigen) advocaat van klager. Gezien het bepaalde bij artikel 46 Advocatenwet heeft de tuchtrechter mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij die beoordeling geldt dat rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.
Ad onderdeel a
5.2 Klager is door het Juridisch Loket naar verweerder verwezen voor een onderzoek naar de juridische mogelijkheden tot het instellen van een vordering tot schadevergoeding naar aanleiding van een door mr X gemaakte beroepsfout. Verweerder heeft op 4 mei 2020 bevestigd het dossier van klager te zullen bestuderen om te bezien of, en zo ja op welke wijze er juridisch succesvol kon worden opgetreden ter zake van de vermeende beroepsfout door mr. X. Verweerder heeft vervolgens het dossier bestudeerd en in augustus 2020 zijn advies aan klager uitgebracht. Verweerder heeft aan de hand van de aan hem ter beschikking gestelde de kansen in de zaak van klager beoordeeld en is daarbij tot de conclusie gekomen dat hij geen gronden zag om met succes een procedure tegen mr X aanhangig te maken. Dat klager zich niet met de inhoud van het advies kon verenigen, betekent niet dat verweerder een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden. Een advocaat is immers niet gehouden een procedure aanhangig te maken, indien hij geen gronden ziet om die procedure met succes te voeren. Het is de taak van een advocaat om zijn cliënt te behoeden voor een kansloze procedure en de daarmee samenhangende kosten. Indien klager zich niet met het advies van verweerder kon verenigen, lag het op zijn weg om zich voor een second opinion tot een andere advocaat te wenden. Klachtonderdeel a is ongegrond.
Klachtonderdeel b
5.3 Vast staat dat verweerder op 4 mei 2020 de opdracht heeft bevestigd en dat hij op 17 augustus 2020 zijn advies heeft uitgebracht. Verweerder heeft klager op 4 mei en 15 juni 2020 er op gewezen dat de zaak enige tijd in beslag zou nemen, waarbij hij op 15 juni 2020 te kennen gaf dat hij ernaar streefde zijn advies eind van die maand af te ronden. Hoewel het wenselijk was geweest, dat verweerder, toen voor hem duidelijk was dat het hem niet zou lukken om zijn advies eind juni 2020 uit te brengen, klager hierover had geïnformeerd, is een tijdsverloop van ruim drie maanden niet zodanig, dat verweerder hiervan tuchtrechtelijk een verwijt valt te maken. De raad overweegt dat klager bovendien ook zelf tussentijds niet naar de stand van zaken heeft geïnformeerd. De raad zal klachtonderdeel b daarom eveneens ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond;
Aldus beslist door mr. J.M.H. Schoenmakers, voorzitter, mrs. A. Groenewoud en L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 8 november 2021.
Griffier Voorzitter