Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-11-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2021:251

Zaaknummer

21-775/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdamvan  8 november 2021in de zaak 21-775/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

     verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 23 september 2021 met kenmerk 1368700/EJH/AS, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6. 

1    FEITENVoor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.1.1    Klager is al geruime tijd verwikkeld in verschillende met name bestuursrechtelijke procedures tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: UWV) in verband met de aan hem verstrekte uitkering. Verweerster is als advocaat in dienst van het UWV.1.2    Op 20 januari 2021 heeft klager het UWV in kort geding gedagvaard voor de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam en onder meer betaling van een voorschot van € 25.000,- gevorderd. Volgens klager heeft het UWV onrechtmatig jegens hem gehandeld door hem onrechtmatig doorlopend ziek te houden terwijl klager niet ziek was.1.3    Op 10 februari 2021 heeft de kantonrechter verstek verleend aan het UWV. Op 16 februari 2021 heeft verweerster namens het UWV de kantonrechter verzocht het verstek te zuiveren.1.4    Na het verzoek van verweerster is een nieuwe datum bepaald voor de mondelinge behandeling van het kort geding; 17 maart 2021. Ook op deze zitting is het UWV niet verschenen, omdat het UWV abusievelijk niet juist was opgeroepen. Vervolgens is wederom een nieuwe datum voor de mondelinge behandeling bepaald op 24 maart 2021.1.5    Op de zitting van 24 maart 2021 zijn verweerster en een jurist van het UWV namens het UWV verschenen. Op 30 maart 2021 heeft de kantonrechter de vorderingen van klager afgewezen,1.6    Op 29 maart 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster. 1.7    Op 26 mei 2021 heeft klager het UWV wederom gedagvaard voor de kantonrechter op 10 juni 2021.

2    KLACHT2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende. a)    Verweerster heeft de kantonrechter tijdens de zitting op 24 maart 2021 misleid door valse verklaringen af te leggen over i) de ontvangen dagvaarding, ii) het verzoek om het verstek te zuiveren en iii) de niet plaatsgevonden doorlopen 52 weken wachttijd na volledige werkhervatting op 22 maart 1999.b)    Verweerster weigert bewijs te leveren over het niet plaatsgevonden doorlopende verzuim.c)    Verweerster weigert openheid van zaken te geven over ‘jurisdictie UWV Nederland betwiste procedure’.d)    Verweerster pleegt valsheid in geschrifte.

3    VERWEER3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING4.1    De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerster als advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat de advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.Klachtonderdeel a)4.2    Klager verwijt verweerster dat zij de kantonrechter heeft misleid door de jurist van het UWV die ook op de zitting van 24 maart 2021 aanwezig was valse verklaringen te laten afleggen. Volgens klager is er vals verklaard over de ontvangst van de dagvaarding van 20 januari 2021. Ook zijn er bij het verzoek tot zuivering van het verstek valse verklaringen afgelegd, Daarnaast is vals verklaard over ‘niet plaatsgevonden doorlopen van 52 weken wachttijd na volledige werkhervatting op maandag 22 maart 1999’, aldus klager.4.3    Verweerster voert aan dat zij op de zitting van 24 maart 2021 namens het UWV heeft aangevoerd dat de vorderingen van klager niet toewijsbaar zijn omdat het UWV betwist dat klager een vordering op het UWV heeft. Daarnaast betroffen de overige door klager gevraagde voorzieningen de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid en de vernietiging van de door het UWV genomen besluiten. Voor dergelijke vorderingen is in kort geding geen plaats. Op de zitting zijn aldus hoofdzakelijk formele verweren gevoerd. Het is verweerster niet duidelijk welke valse verklaringen zouden zijn afgelegd, aldus verweerster.4.4    De voorzitter overweegt als volgt. Klager heeft onvoldoende geconcretiseerd en  onderbouwd dat verweerster de kantonrechter heeft misleid door het (laten) afleggen van valse verklaringen. Dit blijkt ook niet uit het klachtdossier. Klachtonderdeel a) is kennelijk ongegrond.  Klachtonderdeel b) 4.5    Klager verwijt verweerster dat zij weigert bewijs te leveren over het niet plaatsgevonden doorlopende verzuim. Daargelaten of het wel aan verweerster is om bewijs te leveren, heeft verweerster onbetwist gesteld dat de kantonrechter het UWV geen bewijsopdracht heeft gegeven, zodat dit klachtonderdeel reeds daarom kennelijk ongegrond is.Klachtonderdeel c)4.6    Klager verwijt verweerster dat zij weigert openheid van zaken te geven over ‘jurisdictie UWV Nederland betwiste procedure’. Klager heeft dit klachtonderdeel onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd. Daardoor valt niet in te zien wat verweerster terzake tuchtrechtelijk te verwijten valt. Klachtonderdeel c) is eveneens kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel d)4.7    Klager verwijt verweerster tot slot dat zij valsheid in geschrifte heeft gepleegd. Verweerster heeft onbetwist gesteld dat met uitzondering van de pleitnota door haar geen producties in het geding zijn gebracht. Hiertegenover heeft klager dit klachtonderdeel onvoldoende toegelicht en onderbouwd. Ook klachtonderdeel d) is kennelijk ongegrond.4.8    Voor zover klager verweerster in repliek ook nog verwijt dat zij met opzet niet is verschenen op de zitting van 10 juni 2021 geldt dat klager dit verwijt onvoldoende heeft toegelicht en onderbouwd.

BESLISSINGDe voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 8 november 2021.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op 8 november 2021