Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-11-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2021:175

Zaaknummer

21-004/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Advocaat heeft voldaan aan de opdracht om een raamoverkomst op te stellen voor de door klager te verrichten diensten richting opdrachtgevers. Niet gebleken dat deze overeenkomst was bedoeld voor een specifieke overeenkomst met X. Dat X gebruikmakend van de in de overeenkomst opgenomen opzegtermijn de overeenkomst heeft opgezegd en heeft nagelaten tijdens de opzegtermijn vergoedingen aan klager te betalen, valt de advocaat tuchtrechtelijk niet aan te rekenen.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond

Uitspraak

 

 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 8 november 2021

 

in de zaak 21-004/DB/ZWB

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

over:

 

verweerder

 

 

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 9 juni 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 4 januari 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K20-074 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 13 september 2021. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 15.

 

2 FEITEN

2.1 Klager verricht werkzaamheden als ZZP-er voor meerdere opdrachtgevers. Klager heeft zich in december 2019 tot een kantoorgenoot van verweerder gewend met het verzoek een overeenkomst van opdracht op te stellen, die klager zou kunnen gebruiken bij het sluiten van een overeenkomst van opdracht. Verweerder heeft vanwege de verhindering van zijn kantoorgenoot de opdracht van klager aanvaard.

2.2 Verweerder schreef per email van 10 december 2019 het volgende aan klager : “Bij deze bevestig ik dat ik een raamovereenkomst zal maken voor de door jou te verrichten diensten richting opdrachtgevers. Ik lever deze morgenochtend aan”. Verweerder heeft de modelovereenkomst per email van 11 december 2019 aan klager toegezonden. Hij schreef onder meer het volgende : “In de bijlage de overeenkomst van opdracht. Ik heb de overeenkomst zo eenvoudig mogelijk gehouden en zo beperkt mogelijk van omvang. Op een enkele plaats moet de overeenkomst worden aangevuld, met name als het gaat om de aard van de werkzaamheden (….)”.

2.3 Klager heeft op 11 december 2019 de ontvangst van de overeenkomst bevestigd met een opmerking over de opzegbaarheid in artikel 8 van de overeenkomst. Verweerder heeft per email van 11 december 2019 verwezen naar de toepasselijke wetgeving. Klager verzocht per email van 14 december 2019 om aanpassing van artikel 8 van de overeenkomst ten aanzien van de opzegbaarheid. Verweerder heeft hierop geantwoord dat de opzegging wettelijk is geregeld, maar dat in geval van professionele opdrachtgevers van de wet kan worden afgeweken, door het opnemen van een opzegtermijn. Verweerder gaf twee voorbeelden voor een mogelijke opzegtermijn en schreef voorts het volgende : “Ik heb de overeenkomst nu zo ingericht dat beide partijen een maand opzegtermijn hebben, maar je zult begrijpen dat dit maatwerk is en mede afhangt van de aard van de klus: een eenmalig evenement is iets anders dan maandeling chaufferen voor (….)”.

2.4 Klager heeft, met gebruikmaking van de door verweerder aan hem toegezonden overeenkomst, met X een overeenkomst van opdracht gesloten. X heeft in maart 2020 aan klager te kennen gegeven geen gebruik meer te willen maken van zijn diensten. Klager heeft hierna contact opgenomen met verweerder en naar zijn juridische positie ten opzichte van X geïnformeerd. Verweerder heeft klager per email van 2 april 2020 geïnformeerd over zijn juridische mogelijkheden tegen X.

2.5 In mei 2020 heeft X de overeenkomt opgezegd. X stelde geen vergoeding meer aan klager verschuldigd te zijn. Klager heeft het kantoor van verweerder per email van 12 mei 2020 verzocht hem schadeloos te stellen of kosteloos voor hem op te treden tegen X. Verweerder heeft klager bericht dat zijn kantoor hiertoe niet bereid was. Klager heeft zich per email van 12 mei 2020 hierover beklaagd. Verweerder heeft per email van 13 mei 2020 geantwoord dat het probleem niet zat in het niet vermelden van het aantal uren in het contract, aangezien het aantal te verrichten uren door X werd erkend, maar dat het de vraag was of X gehouden was klager tijdens de opzegtermijn door te betalen. Verweerder schreef voorts : “Kortom er liggen volgens mij juridische mogelijkheden om een claim neer te leggen. Gelet op de inhoud van de e-mails lijkt het me echter niet langer verstandig om gebruik te maken van de diensten van ons kantoor.”

2.6 Klager heeft op 27 mei 2020 een klacht over verweerder bij de deken ingediend.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:

Verweerder heeft de opdracht van klager niet uitgevoerd zoals van een redelijk handelend advocaat mag worden verwacht;

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1 De klacht heeft betrekking op de dienstverlening door de (eigen) advocaat van klager. Gezien het bepaalde bij artikel 46 Advocatenwet heeft de tuchtrechter mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij die beoordeling geldt dat rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

5.2 Vast staat dat de verweerder per email van 10 december 2019 aan de klager heeft bevestigd een raamovereenkomst te zullen maken voor de door klager te verrichten diensten richting opdrachtgevers. Verweerder heeft vervolgens op 11 december 2019 een raamovereenkomst aan klager toegezonden, waarna tussen klager en verweerder nog correspondentie heeft plaatsgevonden over de bepaling betreffende de opzegging van de overeenkomst, die tot aanpassing van de overeenkomst heeft geleid. Dat, zoals klager ter zitting heeft verklaard, de overeenkomst specifiek was bedoeld voor de door X te verlenen opdracht wordt door verweerder betwist en volgt niet uit de aan de raad overgelegde stukken. Verweerder heeft voldaan aan de opdracht om een raamovereenkomst ten behoeve van meerdere opdrachtgevers op te stellen. Dat opdrachtgever X de opdracht met klager heeft opgezegd en per direct geen vergoedingen meer heeft betaald, valt verweerder tuchtrechtelijk niet aan te rekenen. De raad zal de klacht daarom ongegrond verklaren.

        

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

          verklaart de klacht ongegrond;

 

 

Aldus beslist door mr. J.M.H. Schoenmakers, voorzitter, mrs. A. Groenewoud en L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 8 november 2021.

 

 

Griffier                                                                            Voorzitter