Rechtspraak
Uitspraakdatum
08-11-2021
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2021:176
Zaaknummer
21-067/DB/ZWB
Inhoudsindicatie
Het door klager aangedragen bewijs heeft betrekking op de stellingen van klager in de civiele procedure. Het bewijs in de tuchtrechtprocedure had erop moeten zien dat verweerster in de civiele procedure een valse verklaring heeft afgelegd.
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond
Inhoudsindicatie
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenboschvan 8 november 2021
in de zaak 21-067/DB/ZWB
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline van 22 maart 2021 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 30 november 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 21 januari 2021 heeft de deken de klacht met kenmerk K20-119 per email ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 22 maart 2021 heeft de [plaatsvervangend] voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard.
1.4 Per email van 2 april 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 13 september 2021 in aanwezigheid van klager, verweerder en de gemachtigde van verweerder.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 2 april 2021. De raad heeft ook kennisgenomen van de e-mails van klager van 8, 20 en 31 augustus 2021 en de email van de gemachtigde van verweerster van 31 augustus 2021, met bijlagen.
2 FEITEN en KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.
3 VERZET
De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
a) De beslissing van de voorzitter is niet gemotiveerd, gelet op het door klager aangedragen bewijsmateriaal;
b) In de beslissing van de voorzitter wordt niet ingegaan om het gestelde misbruik van het klachtrecht nu enkel en alleen is geklaagd om druk op klager uit te oefenen;
c) De voorzitter veronderstelt ten onrechte dat er sprake is van een civiele kwestie die buiten het tuchtrecht valt;
4 BEOORDELING
Ad onderdeel a
4.1 Klager heeft in het eerste onderdeel van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter aangevoerd dat de beslissing van de voorzitter, gelet op het door klager aangedragen bewijsmateriaal, onvoldoende is gemotiveerd. De raad volgt klager hierin niet. Het door klager aangevoerde bewijsmateriaal heeft betrekking op de stellingen van klager ten aanzien van het dispuut tussen partijen over de vakantiedagen in de civiele procedure. De voorzitter heeft terecht overwogen dat de beoordeling daarvan is voorbehouden aan de civiele rechter. Het bewijsmateriaal in de onderhavige tuchtrechtprocedure had erop moeten zien dat verweerster een onjuiste verklaring heeft afgelegd. Bewijs van deze stelling heeft klager niet overgelegd.
Ad onderdeel b
4.2 Klager voert in klachtonderdeel b ten onrechte aan dat in de beslissing van de voorzitter niet is ingegaan op het door klager vermeende misbruik van klachtrecht. De voorzitter heeft immers in randnummer 4.3 van de beslissing overwogen dat het verweerster vrij stond om een klacht over klager in te dienen. Van enig misbruik is dan ook niet gebleken.
Ad onderdeel c
4.3 De voorzitter heeft in zijn beslissing terecht overwogen dat het oordeel over het geschil tussen klager en zijn voormalige werkgever ten aanzien van niet opgenomen vakantiedagen is voorbehouden aan de civiele rechter. Ter beoordeling aan de tuchtrechter ligt enkel de vraag voor of vast staat dat verweerster valse informatie aan de kantonrechter heeft verschaft, wat, zoals de raad onder 3.1 al heeft overwogen, uit de stellingen van klager en de door klager aan de raad overlegde stukken, zonder nadere toelichting, die klager niet heeft gegeven, niet is gebleken.
4.4 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.5 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.M.H. Schoenmakers, voorzitter, mrs. A. Groenewoud en L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 8 november 2021.
Griffier Voorzitter