Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-09-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2021:171

Zaaknummer

20-982/DB /OB

Inhoudsindicatie

Verzetbeslissing. Verzetgronden slagen niet. Voorzitter heeft de juiste maatstaf toegepast en rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden. Verzet ongegrond.

Uitspraak

 

 

 

 

 

 

 

 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort van

‘s-Hertogenbosch

van 27 september 2021

in de zaak 20-982/DB/OB

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 15 maart 2021 op de klacht van:

 

klager

 

over:

 

verweerder

 

1 Verloop van de procedure

1.1 Op 17 maart 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 10 december 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 48|20|038K van de deken ontvangen.

1.3 Bij beslissing van 15 maart 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 15 maart 2021 verzonden aan partijen.

1.4 Op 13 april 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.

1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 19 juli 2021. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.  

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail van verweerder van 1 juli 2021 met bijlage. Tot slot heeft de raad kennisgenomen van  de door klager en verweerder overgelegde en voorgedragen pleitnota’s en van hetgeen overigens ter zitting naar voren is gebracht.

 

2 VERZET

2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich niet met het oordeel van de voorzitter kan verenigen. Volgens klager heeft de voorzitter de feiten niet helemaal goed uitgelicht en de toetsingsnorm niet goed of te summier toegepast. In dat verband heeft klager gesteld dat zijn belangen onevenredig door verweerder als advocaat van de wederpartij zijn geschaad door beslag te leggen op een bedrag van € 133.000,- en op de overwaarde van de verkochte woning van klager, terwijl verweerder verlof had verkregen voor beslaglegging op een bedrag van € 80.000.-. Verder heeft verweerder volgens klager zijn belangen onevenredig geschaad door te proberen klagers zoon bij de zaak te betrekken en bewust op de zaterdag voor Vaderdag een brief laten bezorgen. Tot slot heeft klager gesteld dat verweerder bij het treffen van een schikking uit eigen belang handelde en dat verweerder de wet op de privacy heeft geschonden door gegevens van klagers partner op te vragen uit de Basisregistratie Personen (BRP).  

2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

 

 3 feiten en klacht

3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

 

4 BEOORDELING 

4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2 De raad is op grond van het verzetschrift en de ter zitting afgelegde verklaringen van oordeel dat de verzetgronden van klager niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klachtonderdelen de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Ten aanzien van het ter zitting nader besproken conservatoir beslag op de bankrekening en verkochte woning van klager stelt de raad vast dat het gerechtshof ’s-Hertogenbosch de beslissing van de voorzieningenrechter om verlof te verlenen voor het leggen van beslag bij arrest van 26 januari 2021 heeft bekrachtigd. Daarmee staat de rechtmatigheid van het gelegde conservatoir beslag in rechte vast. Voor wat betreft de foto waarover ter zitting is gesproken, heeft verweerder ter zitting toegelicht dat hij die foto in overleg met zijn cliënte in een kort geding heeft overgelegd omdat daarop een bepaald type horloge zichtbaar is. Het overleggen van de foto in het kader van het kort geding diende naar het oordeel van de raad dus een redelijk doel. Daarbij is het de raad niet gebleken dat verweerder die foto alleen heeft overgelegd om klager geestelijk kapot te maken, zoals klager ter zitting heeft gesteld. De voorzitter heeft de klacht dan ook terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond verklaard.

4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. R.M.M. van den Heuvel, voorzitter, mrs. M.M.C. van de Ven en R. van den Dungen, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 september 2021.

 

 

 

Griffier                                                           Voorzitter