Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-05-2021

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2021:206

Zaaknummer

21-085

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Verweerder mocht als partijdige belangenbehartiger namens zijn cliënte in de omgangsprocedure tegen klager kort voor de zitting nog een verweerschrift indienen. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 10 mei 2021in de zaak 21-085/AL/MNnaar aanleiding van de klacht van:

klager oververweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 26 januari 2021 met kenmerk Z1269790/LF/SD, door de raad digitaal ontvangen op diezelfde datum, en van de op de in de dekenbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen.

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.1.1    Klager en de cliënte van verweerder zijn in een geschil verwikkeld over een omgangsregeling betreffende hun twee minderjarige kinderen. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de cliënte van verweerder.1.2    Op 5 oktober 2020 heeft verweerder digitaal namens zijn cliënte een verweerschrift bij de rechtbank ingediend onder gelijktijdige toezending ervan aan de advocaat van klager.1.3    Op 6 oktober 2020 heeft een zitting plaatsgevonden bij de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, over de vaststelling van een omgangregeling tussen klager en zijn kinderen.1.4    Op 25 oktober 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

pas op het allerlaatste moment, op de avond voor de zitting, digitaal een verweerschrift naar de rechtbank en naar de advocaat van klager te sturen, waardoor verweerder geen rekening heeft gehouden met de tijd die klager zelf en samen met zijn advocaat nodig zou hebben om een verweer daarop voldoende zorgvuldig voor te bereiden, zodat klager is gedupeerd in een voor hem uitermate belangrijke zaak over het contactherstel met zijn kinderen en schade heeft geleden van € 2.000,-,.

3    VERWEER De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING 4.1    De voorzitter stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het hof komt aan deze advocaat een ruime mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is echter niet absoluut, en kan onder andere beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel.4.2    Daarbij geldt dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. Daarbij heeft te gelden dat een advocaat bij uitingen over strafbare feiten of onrechtmatige gedragingen de nodige terughoudendheid in acht moet nemen.4.3    Bij toetsing van het gedrag van de advocaat is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de wettelijke norm, daarbij wel van belang zijn (direct of analoog). In dit verband zijn de regels 7 en 8 van de gedragsregel 2018 van belang nu zij, onder andere, het voorgaande bestrijken.  Aan de hand van voormelde maatstaf zal de voorzitter het gedrag van verweerder beoordelen.4.4    De voorzitter is van oordeel dat niet gebleken is dat verweerder de grenzen van de hem, als advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden. Volgens verweerder is het in procedures over de omgang op grond van de wet en op grond van het vigerende procesreglement bij de rechtbank toegestaan om tot aan de zitting een verweerschrift in te dienen. De advocaat van klager heeft tegen de late indiening van het verweerschrift door klager bovendien geen bezwaar gemaakt, terwijl het verweerschrift daarna ook door de rechtbank is gehonoreerd. Onder deze omstandigheden mocht verweerder, als partijdige belangenbehartiger, namens zijn cliënte kort voor de zitting nog een verweerschrift indienen. Dat hij daardoor de belangen van klager onnodig of onevenredig heeft geschaad zonder doel is de voorzitter niet gebleken. Nu verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt treft, wordt de klacht kennelijk ongegrond verklaard.

BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.E. Zweers, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2021.

Griffier                                                    Voorzitter

Verzonden d.d. 10 mei 2021